‘Dit boek laat zich moeilijk navertellen’, schrijft filosoof en essayist Miriam Rasch in de inleiding van haar jongste boek Frictie. Ethiek in tijden van dataïsme. Dat klinkt, voor wie het boek gelezen heeft, eerder als een wens dan een werkelijkheid. De kern van haar betoog valt immers best goed samen te vatten. We leven vandaag in een (post)digitale samenleving, waarin data een erg belangrijke grondstof zijn geworden. Het geloof in het nut en de noodzaak van data is zo overheersend dat er nauwelijks nog plaats is voor andere zienswijzen. Dit ‘dataïsme’ is problematisch, omdat het één bepaalde, zeer reductionistische werkelijkheidsvisie vooropstelt, zichzelf niet meer ter discussie stelt en blind blijft voor de paradoxen die in zijn uitgangspunten besloten liggen. Het dataïsme, dat zich gedraagt als een monopoliserende ideologie (mijn parafrase, Rasch gebruikt deze term niet – BVdS), streeft naar totale transparantie, en zo naar een totale controle van de in data vertaalde werkelijkheid. Het vermomt zich als onontkoombaar, als de weg bij uitstek waarlangs we ons leven makkelijker kunnen maken en kunnen optimaliseren, maar beperkt op die manier onze vrijheid. Deze disciplinerende ideologie, die je ook als een geloof kunt omschrijven, streeft naar een gladde en voorspelbare algoritmische werkelijkheid. Ze wekt de illusie die werkelijkheid te beschrijven, maar in feite produceert ze haar – en disciplineert ze ook ons om algoritmisch te gaan denken en handelen. Data werken: ze maken de wereld en het leven makkelijker, efficiënter. Maar ze doen dat ten koste van iets – van onze menselijkheid, van een mogelijkheid tot ethiek. Ethiek, stelt Rasch in navolging van Simone de Beauvoir, kan immers pas daar ontstaan waar frictie optreedt, een dubbelzinnigheid die we nooit helemaal kunnen vatten of oplossen. Het is in deze wrijving dat er mogelijkheden ontstaan. Terwijl het dataïsme erop uit is frictie en dubbelzinnigheid uit te bannen en te framen als een probleem dat een oplossing behoeft, geeft De Beauvoir het begrip een positieve connotatie: het is daar waar onze menselijkheid en ons denken over onze verhouding tot onszelf en de ander begint. In een samenleving waarin het dataïstische perspectief zo dominant is geworden, moeten we dus op zoek gaan naar andere manieren van kijken, spreken en handelen, naar alternatieve betekenisgevingsstrategieën die onze menselijkheid garanderen. In haar boek zet Rasch zichzelf en ons op het spoor van zulke kritische strategieën.
De idioot
Daarvoor grijpt ze terug naar een aloud begrip uit de literatuurwetenschap: Viktor Sjklovsky’s ostranenie, vervreemding. Kunst verstoort je geautomatiseerde waarneming en zorgt ervoor dat je opnieuw/meer gaat zien, wist de Russische formalist uit het begin van de twintigste eeuw al. Een figuur die zo’n vervreemde blik biedt op de werkelijkheid, noemt Rasch nogal lelijk een ‘de-automaton’. Het protoype van zo’n de-automaton is de idioot: een na te volgen figuur, volgens Rasch, zich entend op Gilles Deleuzes uitspraak dat idiotisme de opgave is van de filosofie. In de literatuur kan het hoofdpersonage uit Dostojevski’s De idioot als voorbeeld dienen, of Bartleby, de klerk uit Melvilles gelijknamige verhaal die op alle opdrachten antwoordt met: ‘I would prefer not to’. Verzet, citeert Rasch Kris Pints De wilde tuin van de verbeelding (2017), begint met nee zeggen. De de-automaton maakt de dingen moeilijker in plaats van makkelijker, zorgt dus voor – jawel – frictie.
Het is meteen de achilleshiel van Rasch’ betoog. Door het concept ‘frictie’ zo centraal stellen, doet ze zelf wat ze het dataïsme verwijt: de wereld opdelen in binaire tegenstellingen, en zo die tegenstellingen doen ontstaan. In een binaire tegenstelling, zegt Rasch, ontstaat al gauw een superieure en een inferieure variant. Zoals de digitale code de werkelijkheid opdeelt in enen en nullen, zo reduceert Rasch vertogen tot behorend tot de ‘slechteriken’ (de categorie van het gladde) en de ‘goeden’ (de categorie van de frictie). Haar eigen centrale begrip wordt niet met dezelfde ijver geproblematiseerd en genuanceerd als de vele andere concepten uit de postdigitale filosofie die in het boek genoemd worden. Zo komt ook haar eigen betoog reductionistisch en werkelijkheidsproductief over: alsof er een scherpe grens te trekken is tussen de aan- en de afwezigheid van frictie. Maar als die grens niet op die manier bestaat, wat blijft er dan over van haar betoog, van haar boek?
Facebook zonder likes
Best wel wat eigenlijk, want behalve als betoog valt Frictie ook te lezen als een boeiende bloemlezing uit het hedendaagse denken over digitalisme en dataïsme. Met name in de drie lijvigste centrale hoofdstukken, ‘Een digitale mal’, ‘Mensen maken’ en ‘Het else’, doet Rasch waar ze erg goed in is: bestaande ideeën citeren, overwegen en evalueren. Zo laat ze in ‘Mensen maken’ mooi zien hoe denkers als Ian Hacking en Josh Cheney-Leopold de dubbelzinnigheid van statistische gegevens en algoritmes hebben blootgelegd en hoe een kunstenaar als Benjamin Grosser de kwantificatieobsessie en de meetwoede van sociale media op de korrel neemt. Een prachtvoorbeeld van het soort alternatieve vertoogstrategieën dat Rasch voor ogen heeft als verzet tegen dataficatie zijn de apps die Grosser aanbiedt. Zowel voor Twitter als Instagram en Facebook kun je op Grossers website een demetricator downloaden. Zo’n programmaatje verbergt alle telgegevens op je sociale media-account: geen aantallen volgers meer, niet meer x aantal likes. Het brengt zo iets van het oorspronkelijke, niet-kwantificerende idealisme terug, het ‘social’ uit de social media, waarin het ging om het delen met andere mensen en minder om het doen toenemen van de abstracte cijfers en het streven naar meer. Nog verder gaan Textbook en Safebook: deze plug-ins verbergen respectievelijk alle afbeeldingen en alle content uit je Facebookfeed, waardoor alleen de tekst of zelfs alleen de grafische structuur van de site zichtbaar blijft. En erg slim is Order of Magnitude, een film van Grosser uit 2019, een montage van alle fragmenten uit publieke interviews waarin Mark Zuckerberg woorden als ‘more’ en ‘growth’ en exacte aantallen uitspreekt. De film legt iets bloot over de drijfveren van het bedrijf en confronteert ons met onze eigen hang naar steeds meer – volgers, likes, comments. Hij maakt ons duidelijk dat we, met Rafael Cappurro & Michael Eldred, die Rasch een hoofdstuk eerder citeert, in een ‘digitale ontologie’ leven, in een werkelijkheid die gestructureerd wordt volgens de mal van het digitale. Op die manier werkt Order of Magnitude de-automatiserend, dus vervreemdend, dus wekt hij frictie op – en daarmee mogelijkheid tot verandering.
Oud verzet
Het voorbeeld van Grosser leidt me naar een ander wat teleurstellend kantje van Frictie. Rasch schrijft aan het slot van haar boek: ‘We zullen andere vormen van spreken moeten ontwikkelen, vormen die tijdelijk zijn, meerstemmig, op gelijke voet staand met elkaar, decentraal, niet geïnteresseerd in nut maar in vrijheid. Die er niet alleen zijn voor jezelf, maar ook voor de ander.’ Hoezo ‘zullen we dat moeten’? In de loop van haar boek toont Rasch net aan dat er al lang andere vormen van spreken bestáán die ingaan tegen de dominantie van het dataïstische werkelijkheidsbeeld. De kunst, met name, en de literatuur, de vertogen, kortom, waarin waarnemingen en expressies niet per se aan een of ander al dan niet kwantificeerbaar of classificeerbaar doel moeten beantwoorden, waarin dubbelzinnigheid en intransparantie mogen bestaan, waarin dingen niet opgelost hoeven te worden, maar onherleidbaar zijn wat ze zijn. Verwijst ze niet zelf naar Sjklovsky’s ‘vervreemding’ als basisconcept en basisprincipe van de kunst? En haalt ze niet in een later hoofdstuk stijlfiguren aan als de best mogelijke manier om de werkelijkheid te benaderen?
Dus nee, wie hoopt bij Rasch nieuwe verzetsstrategieën te vinden, is eraan voor de moeite. De kern van haar betoog is een herkauwing van wat we al wisten en konden. Het is, schrijft ze tot tweemaal toe, noodzakelijk filosofische vanzelfsprekendheden te blijven herhalen. Maar van een boek dat in 2020 verschijnt en het heeft over ‘ethiek’ in tijden van dataïsme had ik nieuwere, spitsere ideeën verwacht. Rasch zal daar, in haar van poststructuralistische zins- en gedachtewendingen doordesemde formulering, vast tegen inbrengen dat ik te veel nut verwacht van haar boek, dat het niet gaat om de uitkomst of de oplossing, maar om de zoektocht, dat juist daarin het verzet schuilt. Leest u even mee: ‘Dit boek wil zelf uit gestelde kaders breken, omdat het nu eenmaal gaat over de noodzaak uit kaders te breken, zonder daarbij te vervallen in vage of zweverige of prekerige uitvluchten. Het is in die zin een betoog dat in vorm en inhoud betoogt tegen het betoog. Een antibetoog […]. Het is een poging frictie in de praktijk te brengen.’ Maar in plaats van een dwingende, ongrijpbare literaire tekst, een vervreemdend kunstwerk dat vrijheden en mogelijkheden opent, is Frictie toch vooral een boeiend, maar wat wijdlopig en slordig essay dat hinkt op twee benen: enerzijds een academische paper, de wetten van de wetenschappelijke opbouw volgend; anderzijds een ongebonden, artistieke, associatieve tekst. De ook al poststructuralistische clichés waarmee Rasch haar essay inkleedt, maken die juist minder oorspronkelijk en minder literair. Ze heeft het over ‘een poging om al essayerend een denkbeweging in de praktijk te brengen’, een ‘wandeltocht waarop je verschillende zijpaden inslaat om uiteindelijk terug te komen bij het begin’ – versleten metaforen, die niet erg overtuigend opgaan voor Rasch’ boek en daarom behalve aftands ook wat aanmatigend overkomen.
Een barstje in elk ding
Jazeker: Frictie van Miriam Rasch is een interessant, leerrijk, persoonlijk, genuanceerd, diepgravend boek, waarin de grote vragen van deze tijd ernstig en lichtvoetig tegelijk tegen het licht worden gehouden. Het is een bron van informatie en kennis, een uitstekend startpunt voor wie zich verder wil verdiepen in de dominante ideologieën van vandaag – al blijft het vanuit conceptueel oogpunt vreemd dat Rasch het productief uitgewerkte begrippenapparaat van een halve eeuw ideologiekritiek links heeft laten liggen.
Maar frictie in de praktijk? Dat is het toch niet. Daar hebben we toch echt de semi-autonome zone van de creatieve kunst voor nodig. De zone waarin bijvoorbeeld een jonge dichter als een 21ste-eeuwse situationist door de stad wandelt zonder gecapteerd te worden door bewakingscamera’s. Waarin er tekst verschijnt die we niet begrijpen en die ons daarom tot reflectie aanzet, en dus tot engagement. Waarin er een soort spreken bestaat dat ons, in zijn onherleidbaarheid, dichter bij een ervaren waarheid brengt dan een (anti)betoog dat drijft op theoretische concepten. Frictie, wat dat is? Er was eens een dichter die zong: ‘There is a crack in everything / That is how the light gets in‘. En we begrepen het allemaal op slag.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.