Proza, Signalement

De dingen gaan zoals de dingen moeten gaan

De gelijktijdigheid der dingen

Frouke Arns

Vlakbij de Noors-Russische grens, ver boven de poolcirkel, lagen jarenlang bergen bestaande uit verroeste fietsen. Ze waren achtergelaten door migranten uit Syrië, Irak en Afghanistan. In een fietsende grenspassage naar Europa zagen ze een veiliger alternatief dan de boottocht over de Middellandse Zee.

Omdat de Russen het niet toestonden dat mensen lopend de grens overstaken, ontstond er een levendige fietsenhandel in Russische grensplaatsen – op de fiets de grens over was legaal, lopend of met de auto niet. Op het hoogtepunt, in 2015, fietsten honderden migranten per week Noorwegen binnen. Vaak kwamen ze berooid en onderkoeld aan in de Schengenzone.

Het is dit gegeven dat Frouke Arns (1964) als vertrekpunt neemt voor haar roman De gelijktijdigheid der dingen. Een nieuwsfoto van een Syrische jongen op een fiets in de sneeuw intrigeerde Arns, vertelde ze in 2021 tegen regionaal dagblad De Gelderlander. ‘Wie was hij, wat laat hij achter, wat neemt hij mee?’

In de roman wordt die jongen vertolkt door de Syrische vluchteling Nizar die in de winter van 2013 per fiets de Noors-Russische grens oversteekt. Daar stort hij in en wordt zijn onderkoelde lichaam gevonden door de oude vrouw Helena. De van oorsprong Duitse is zelf ook als kind gevlucht. In 1946, na de capitulatie van Duitsland, trok ze met haar moeder weg uit Silezië, een regio rond de Duitse, Tsjechische en Poolse grenzen. Helena’s familie was er als etnische minderheid niet meer gewenst.

In het boek, dat in 2022 op de longlist van de Libris Literatuurprijs terechtkwam, brengen de twee hoofdpersonages enkele winterdagen voor kerst samen door, waarbij de lezer in flashbacks meer ontdekt over het leven van Nizar en Helena. De vluchtverhalen uit Silezië en Damascus komen voorbij, maar ook passages uit het dagelijks leven, tijdens en na de vlucht – we leren over hun trauma’s, liefdesleven en verhouding met vrienden en familie.

De gelijktijdigheid der dingen is Arns prozadebuut. Van origine is de schrijver dichter, ze was onder meer stadsdichter van Nijmegen in 2015-2016 en schreef diverse bundels. In de roman is dat naast de poëtische schrijfstijl te merken aan referenties aan gedichten van Herman de Coninck, Rainer Maria Rilke en Mahmoed Darwish. Als Helena over de liefde voor haar gestorven man Leif spreekt, doet ze dat niet in de vorm van een dialoog of beschrijving, maar laat ze Helena een gedicht lezen dat het personage zelf in vroegere, verliefde tijden had geschreven: ‘ik wil – zuchten in geopende ogen / klauwen, krassen klemmen / het sluiten van ogen, het sterven – // je lichaam kennen’.

Tijdens het publicatieproces van Arns derde bundel De Camembertmethode (2018) pitchte ze het idee voor haar roman aan De Arbeiderspers, onder meer gebaseerd op haar eigen familiegeschiedenis. Haar moeder was een zogenoemde heimatvertriebene, een etnische Duitser die na de Tweede Wereldoorlog gedwongen werd te vluchten – het Silezië waar ze vandaan kwam, werd in na de oorlog bij Polen gevoegd, Duitsers waren niet langer welkom.

Maar, benadrukt Arns in het eerder aangehaalde interview uit De Gelderlander, ‘dit is niet het verhaal van mijn moeder’. Voor de roman deed ze uitgebreid onderzoek: ze bestudeerde artikelen en video’s, voerde gesprekken met mensen afkomstig uit Damascus en reisde zelfs af naar het Noorse dorp Kirkenes, het decor waarin Nizars en Helena’s leven elkaar raken.

Dat zorgvuldige onderzoek is merkbaar in de roman. Zo rangschikt Nizar pistachenoten, vijgen en dadels die hij van Helena krijgt als eten in een bloemenmozaïek – het lijkt een typisch Syrisch gebruik. Zelfs de manier waarop hij een granaatappel pelt, door Nazir een rumman genoemd, is zeer minutieus beschreven, alsof Arns het zelf heeft bestudeerd.

Juist door die journalistieke precisie gaat de roman leven. Dagelijkse handelingen worden poëzie, het correct beschrijven van lokale gebruiken maakt het verhaal geloofwaardig. Als de kerstboom in Kirkenes met lampjes wordt opgetuigd, memoreert Helena dat het in Noorwegen gebruikelijk is om deze pas op kerstavond te ontsteken.

Ook grotere onderliggende karaktertrekken, zoals de afstandelijke houding van de Noorse dorpelingen, legt ze nader uit. Arns refereert daarbij aan De wet van Jante, waarin de Deens-Noorse schrijver Aksel Sandemose (1899-1965) de onderhuidse gedragscode van de Scandinaviërs samenvat. Zijn grondgedachte: wees bescheiden en doe niet anders dan anderen.

De roman is gecomprimeerd, maar rijk. Ondanks de 232 pagina’s vertelt Arns veel. Niet enkel vanuit het perspectief van Helena en Nizar, maar ook vanuit dorpelingen en familieleden, afgewisseld door een sneeuwuil die over de verhalen zweeft met de blik van de buitenstaander.

Al die perspectieven vloeien naadloos in elkaar over, als het eerder beschreven bloemenmozaïek, en voelen niet aan als overkill. Sterker nog: veel uit de levens van de personages lijkt juist weggelaten en wordt door de andere perspectieven aangevuld. Zo komt het leven van grenswachter Magnus in slechts enkele pagina’s aan bod, al voelt de lezer aan dat er een groter verhaal achter schuilt. Daarmee lijkt Arns zich te houden aan de IJsbergtheorie van de Amerikaanse schrijver Ernest Hemingway (1899-1961) – slechts het topje van de ijsberg is zichtbaar, de rest van de interpretatie komt voor de rekening van de lezer.

Af en toe lijkt Arns zich niet aan die theorie te houden en schiet ze door in metaforen als: ‘Zijn geslacht is een pasgeboren diertje dat slaapt op een nest van zwart krulhaar,’ of ‘steeds trekt er een kleine rimpeling onder zijn oogleden door, alsof er koikarpers in de vijver van zijn herinnering zwemmen’.

Het had niet gehoeven, want de verhalen van Nizar en Helena spreken voor zichzelf. Soms zijn de metaforen wel raak, zoals het moment wanneer Helena aluminiumfolie probeert af te rollen en stukken niet goed afscheurt:

Bij elk gebruik wordt het probleem groter, de stukken aluminiumfolie kleiner […]. Er moet een moment geweest zijn waarop het heel eenvoudig was om de schade te beperken. Waarom heeft ze niet meteen ingegrepen bij de eerste tekenen dat de folie niet over de hele breedte afrolt?

De lezer weet dan: dit gaat niet enkel om een stukje folie, dit gaat over het leven.

Door dit soort momenten valt de romantitel langzaam op zijn plaats. De levens van Nizar en Helena zijn verwikkeld, maar hebben ogenschijnlijk niets met elkaar te maken: ze komen elkaar toevallig tegen. Alsof de dingen gaan zoals de dingen moeten gaan. Dit idee, dat toevalligheden tegelijkertijd gebeuren, komt vaak terug in de roman, op verschillende niveaus.

Zo ziet Nizar in Damascus boven een hammam (een Oosters badhuis) twee inscripties staan van het jaar waarin de spa is opgericht: 985 AD en 375 AH. Twee verschillende jaartallen – de christelijke en de islamitische – maar allebei doelend op hetzelfde moment in de geschiedenis. Hij denkt dan: ‘[H]oe kan het zijn dat de christenen honderden jaren vooruit leven in de tijd? Gaat de tijd bij hen sneller en zullen zij dus eerder bij de Dag des Oordeels geraken?’

Van deze meer filosofische vragen – hoe kan iets hetzelfde zijn, maar op hetzelfde moment ook anders – schuift Arns soepel naar de gelijktijdigheid in het dagelijks leven. Zo beschrijft ze hoe Helena de boodschappen doet, maar vervolgens denkt aan zaken die ze op hetzelfde moment had kunnen doen:

Hoe vaak is het niet voorgekomen dat ze boodschappen aan het uitpakken is en dan bedenkt dat de stofzuigerzak geleegd moet worden en terwijl ze daarmee bezig is, dat ook de planten nodig water moeten hebben en dat die handeling weer associaties oproept met een passage uit een roman of gedicht die, wanneer ze voor de boekenkast staat om het bewuste fragment te vinden, leidt tot het leegruimen en opnieuw inrichten van planken […].

Het idee van gelijktijdigheid trekt Arns zelfs door tot op woordniveau. Ze beschrijft hoe Helena ineens aan een woord moet denken wat ze ogenschijnlijk lijkt te zijn vergeten. ‘Gek hoe al die nooit gebruikte woorden liggen te sluimeren in je geheugen tot ze door een associatie weer tot leven worden gewekt.’

Het ontdekken van dit soort momenten in de roman geeft een vreemd soort voldoening, alsof Arns ons duidelijk probeert te maken dat alles in het leven slechts een toevalligheid is. Iets kan nu gebeuren, maar ook morgen – de tijd is niet zo relevant meer. Het doet denken aan een citaat van de natuurkundige Albert Einstein (1879-1955): ‘De tijd bestaat alleen maar omdat anders alles tegelijk zou gebeuren.’

Bij herlezing valt op dat al deze losse flarden, perspectieven en observaties een geheel vormen. De vluchtverhalen van Helena en Nizar vinden plaats op verschillende momenten in de geschiedenis, met verschillende oorzaken, maar het gevoel van moeten vluchten en gebroken zijn, dat is universeel.

Deze thema’s laten ons zien dat actuele ontwikkelingen niet op zichzelf staan, zoals er nu rond dit schrijven Oekraïense burgers richting het westen vluchten door de Russische inval – iets waarvan nog geen sprake was toen Arns de roman schreef. Toch zou een extra verhaallijn over een vluchteling uit de Donbas naadloos in de roman passen.

Die kwaliteit zorgt ervoor dat de roman over tien of twintig jaar nog steeds lezenswaardig is. Arns bewijst hiermee dat een roman tegelijkertijd tijdloos en actueel kan zijn.

 

Een signalement over De gelijktijdigheid der dingen van Frouke Arns door Fabian de Bont, gepubliceerd in samenwerking met het Algemeen-Nederlands Verbond en het Willemsfonds in het kader van de Bronzen Uil.

Arbeiderspers, Amsterdam, 2021
ISBN 9789029544801
232p.

Geplaatst op 10/12/2022

Tags: Duitsland, Syrië, Vluchtelingen

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.