Leonie Palm, een voormalige eigenaresse van een hoedenwinkel, staat al enige tijd te dralen voor de deur van Julius Reither, een voormalige uitgever, voordat ze dan toch aanbelt. Ze wil hem vragen of hij niet eens bij de plaatselijke leesclub wil komen, een leesclub waarvan de leden ook schrijven, zo bekent ze al heel snel. ‘Wat we missen is iemand die naar een bladzijde luistert en dan zegt dat het wel iets kan worden. Of tenminste waarderend knikt. Of zo stilletjes met zijn hoofd schudt dat je het eens en voor altijd opgeeft’. Het is al laat. Ze moeten het er misschien de volgende ochtend over hebben. Of misschien, denkt Reither, moet ze maar binnenkomen, een sigaret meeroken, al zegt ze niet meer te roken, een glas wijn drinken, wijn uit Apulië. Van ‘iemand die aanbelt’ wordt Leonie Palm ‘bezoek’, ‘damesbezoek’ zelfs, ‘bezoekster’.
Het is in Bodo Kirchhoffs (1948) in 2016 met de Deutscher Buchpreis bekroonde novelle Wedervaring (in het Nederlands een ‘roman’ genoemd) de opmaat voor een hele reeks metamorfosen die zich via de taal voltrekt: de ‘bezoekster’ wordt ‘medereizigster’, ‘reisgenote’ en gedurende het hele boek hangt het in de lucht: dat ze nog ‘minnares’ en zelfs ‘levensgezellin’ zou kunnen worden. Het laatavondlijke bezoek vormt het begin van een reis die via de Achensee, Oostenrijk, Verona, Ravenna, Pescara, Bari in Apulië en Taranto uiteindelijk helemaal naar Sicilië voert. En ook dat reisdoel is het min of meer logische gevolg van wat in de gesprekken die beiden voeren toevallige versprekingen lijken te zijn. Die avond in het appartement van de uitgever komt bijvoorbeeld op een zeker moment ter sprake dat Leonie Palm onder andere een tweedehandsauto heeft gekocht van de opbrengst van de verkoop van haar voorraad hoeden. Die auto staat beneden op de parkeerplaats. Of Reither verstand heeft van auto’s? De koppeling is niet zo best meer, maar Leonie suggereert dat ze misschien een proefritje kunnen maken. De auto heeft lang stilgestaan. ‘Proefritje’, een woord dat zich gedurende het boek verschrijft tot ‘reis’. De oorspronkelijke bestemming, de Achensee, wordt Oostenrijk omdat vlak voor de Achensee iemand oppert dat de benzine in Oostenrijk goedkoper is. Enzovoorts. Zo zakken beiden steeds verder naar het zuiden af.
Het hele boek lang worden er woorden geproefd. Er verschuiven betekenissen op een voor een vertelling nogal expliciete manier (er wordt gezegd dát ze verschuiven). Voortdurend is er commentaar op wat er in het verhaal zelf gebeurt. Reither stelt bijvoorbeeld na een lange woordenwisseling tussen hem en Leonie dat hij niets ziet in lange dialogen. ‘Ook in boeken heb ik er nooit van gehouden,’ zegt hij. ‘Je vindt ze meestal bij luie vertellers’. Het is alsof de auteur het wordingsproces van het verhaal zichtbaar wilde maken, zoals dat vroeger wel gebeurde in romans en verhalen die met opgetrokken neusvleugels en een macht aan denkrimpels ‘experimenteel’ werden genoemd. Maar in Wedervaring is er – ondanks de ook nogal ongewone titel: een niet-bestaand woord immers – van experimenteel proza geen sprake. Reither is als uitgever nu eenmaal zijn hele leven gewoon geweest om in teksten woorden te omcirkelen, door te strepen, om aspirant-auteurs af te raden bepaalde dingen te doen, bepaalde thema’s aan te snijden zelfs. Hier doet hij niets anders. Op de achtergrond van al dat correctiewerk en al die goede wenken schemerde natuurlijk altijd het perfecte literaire werk. Het is naar die perfectie, die vooral een kwestie van beheersing en van metier is, dat Reither lijkt te willen streven, al heeft hij (als uitgever én als mens) genoeg levenservaring om te weten dat een dergelijke perfectie in het echte leven natuurlijk niet bestaat.
Herinneringen zouden als alinea’s in een handboek moeten zijn en alleen moeten dienen om in bepaalde situaties de juiste woorden in de juiste volgorde te zeggen, maar het zijn influisteringen die je in verrukking brengen of pijn doen, of allebei,
lees je op een zeker moment. En even verder:
nee, herinneringen zijn geen alinea’s in handboeken, het zijn ook niet alleen influisteringen. Het zijn eerder splinters waar je met blote voeten in het donker in trapt omdat je vergeten bent dat er iets kapot is gegaan, omdat je je de wijn herinnert, niet het glas dat op de grond viel.
Uit wat beiden elkaar gedurende het hele boek vertellen, blijkt dat er inmiddels in beider leven heel wat glas op de grond ligt. Al snel wordt duidelijk dat Leonie Palm die avond niet zozeer voor Reithers deur stond te dralen om hem te vragen of hij bij de leesclub wilde komen, maar omdat ze eerder die dag heeft gezien hoe Reither in een gemeenschappelijke ruimte van het appartementencomplex waar beiden wonen een boekje uit de kast heeft gehaald. Het is een boekje dat zij geschreven en in eigen beheer uitgegeven heeft, een vertelling waarin ze tracht in het reine te komen met de dood van haar dochter. Die is naakt in de vrieskou aan een meer gaan liggen en daar doodgevroren. Reither heeft op zijn beurt een nog ongeboren kind het leven geweigerd door in een vorige relatie na een wel heel rationele discussie met zijn zwangere vriendin te besluiten dat zij tweeën niet voor kinderen in de wieg gelegd waren, dat abortus dus voor de hand lag. Ze stemden met twee tegen nul het kind weg, vertelt Reither, en precies daarom was zijn toenmalige vriendin weggegaan, halsoverkop. ‘Ze vond het afschuwelijk dat wij het leven dat in haar buik groeide hadden weggestemd. Ze vond ook zichzelf als vrouw aan mijn zijde afschuwelijk en keerde die persoon de rug toe.’
Splinters genoeg. Scherven zelfs. Maar wat in deze nacht en de daaropvolgende dagen, als het reisdoel op steeds dezelfde onnadrukkelijke manier verschuift en uiteindelijk Sicilië als bestemming in zicht komt – wat gedurende deze rit steeds sterker wordt is de onuitgesproken hoop dat deze nachtelijke bezoekster zich zal ‘verspreken’ tot ‘levensgezellin’, tot een nieuwe liefde zelfs, een liefde die beiden meenden niet meer te zullen vinden in hun leven. Het is die hoop die het verhaal voortstuwt, die zich uit in alweer een eindeloze reeks kleine gebaren, woorden en handelingen – een schouder die wordt aangeraakt, de manier waarop beiden naar elkaar kijken, en wat ze zeggen.
(Wat daar eigenlijk ook toe behoort, en wat in het Duits wel maar in het Nederlands minder goed uit de verf komt, is het voortdurende spel met ‘u’ en ‘jij’. ‘Jij zeggen betekent alleen iets als je eerst u hebt gezegd’, staat er op een zeker moment, en wie een beetje op de hoogte is met de zeden en gewoonten van Duitsers weet dat de (vooral) Hollandse neiging om na een halve zin al te beginnen jij-en en jou-en in Duitsland nogal grof overkomt. Het heeft iets met hoffelijkheid en misschien zelfs hoofsheid te maken. In het Duitse origineel blijven Leonie Palm en Reither heel lang ‘Sie’ tegen elkaar zeggen – iets wat in de vertaling geforceerd en overdreven beleefd overgekomen zou zijn. In de Nederlandse vertaling wordt er dus al snel – al zij het ook daar niet meteen – overgeschakeld naar ‘je’ en ‘jij’.)
De aandacht die dit boek vraagt voor zijn taal – voor de ‘vorm’, zou je kunnen zeggen – had gemakkelijk kunnen leiden tot een nogal cerebrale vertelling. Maar het omgekeerde is waar: de aandacht voor alle nuances, alle betekenisverschuivingen, voor het zoeken naar het juiste woord voor precies dat gebaar, die oogopslag, die aanraking, die stand van het hoofd, voor de uiteindelijke kus en de nacht samen, werkt veeleer erotiserend. Wedervaring is een heel zinnelijk en gloedvol boek, waarin het niet zozeer gaat om wat er gebeurt (om het wedervaren, zogezegd), maar om de ervaring.
Daarmee is dat wedervaren niet onbelangrijk. Het is duidelijk dat zowel Leonie als Reither met hun reis de weg terugzoeken naar wat het leven hen heeft ontnomen. Hun reis in den vreemde is in feite een vorm van thuisverlangen. Wedervaren betekent hier ook weder-ervaren, opnieuw ervaren. Reither legt samen met Palm letterlijk nog een keer de reis af die hij met zijn zwangere vriendin maakte en hij lijkt zelfs de kans te krijgen om zijn eerdere fout goed te maken. Gedurende hun reis naar het zuiden stuiten Leonie en Reither geregeld op groepjes haveloze (boot)vluchtelingen die op weg zijn naar het noorden, op zoek naar een ander thuis. Als beiden uiteindelijk in Sicilië zijn aangekomen, kruist een jonge vluchtelinge hun pad, een meisje dat vooral Palm onder haar hoede neemt en dat ze zelfs clandestien mee terug wil nemen naar Duitsland. Het is evident dat zij in het meisje een mogelijkheid ziet het verlies van haar eigen dochter te compenseren, terwijl het voor Reither een mogelijkheid lijkt zijn fout met het ongeboren kind recht te zetten. Het is het moment in het verhaal dat je als lezer begrijpt dat al dat langzame, omzichtige naderen, al die verschrijvingen en versprekingen, al dat daaronder sluimerende verlangen, uiteindelijk niets minder is dan het verlangen om het geleefde leven, le temps vécu, nog eens over te doen, anders. Als wilden beiden nog wijzigingen aanbrengen in de tekst van het boek dat hun leven inmiddels geworden is.
Als door allerlei verwikkelingen, die ik hier zal verzwijgen, Leonie Palm van Reither wegloopt, met op haar hoofd een hoedje en gekleed in een leren jasje van hem, een jasje dat hij nooit weg had kunnen doen, staat er:
Ze had daarna alleen nog de hoed koket naar achteren geschoven en was in zijn jasje in de richting van het station gelopen, op haar rug de accordeonplooien, die net zo uit de tijd waren als alles wat hij met haar had beleefd.
Men onthoudt de wijn, maar ook de splinters blijven steken.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.