Proza, Recensies

Hoe zwart was Huckleberry Finn?

James

Percival Everett (vert. Peter Bergsma)

De avonturen van Huckleberry Finn (1884) van Mark Twain (1835-1910) is een van de klassiekers van de Amerikaanse literatuur. Faulkner noemde Twain de vader van de Amerikaanse roman en Hemingway omschreef Huckleberry Finn als het boek waaruit de hele moderne Amerikaanse literatuur is voortgekomen. Het wordt vaak omschreven als ‘A Great American Novel’, een literaire kwalificatie die erop wijst dat de roman iets fundamenteels of essentieels zegt over de Amerikaanse samenleving. Huckleberry Finn heeft ook een cruciale rol gespeeld in de ontwikkeling van de jeugdliteratuur. Met James (2024), zijn hervertelling van Twains roman, stapt Percival Everett dus in grote schoenen.

 

Schelmenroman

Twains boek is een schelmenroman over Huck, een dertienjarige witte jongen die van huis wegloopt voor zijn dronken gewelddadige vader, en de zwarte slaaf Jim die ontsnapt wanneer hij hoort dat hij verkocht en van zijn gezin gescheiden zal worden. Wanneer hun wegen kruisen, besluiten ze samen verder te trekken. Het verhaal speelt zich af langs de Mississippi in het Amerika van de jaren veertig van de negentiende eeuw. Slavernij en slavenhandel waren nog een integraal deel van het maatschappelijke systeem. Dat het verhaal door Huck zelf verteld wordt, heeft een beslissende impact op taal en perspectief. Uit verschillende dialecten creëert Twain een plastische en vloeiende spreektaal en schrijft zo een van de eerste Amerikaanse romans in de volkstaal en door de ogen van een puber.

Samen met Jim volgt Huck de loop van de Mississippi op zoek naar vrijheid. Het is een avontuurlijke tocht die allegorisch staat voor een adolescent Amerika dat in het reine probeert te komen met een van zijn meest distinctieve kenmerken: ras. Twain schreef zijn roman na de Burgeroorlog en dus na de officiële afschaffing van de slavernij. De feitelijke wereld van Huck en Jim bestond niet meer, maar de vooroordelen waren nog lang niet verdwenen. Het is het racisme van zijn eigen tijd dat Twain in zijn roman krachtig heeft aangeklaagd. Vandaar ook het veelvuldige gebruik van racistische taal.

Huckleberry Finn is in de eerste plaats het verhaal van de volwassenwording van een puber die leert om voorbij de maatschappelijke en raciale vooroordelen van zijn eigen opvoeding te kijken. Aanvankelijk heeft hij het er moeilijk mee dat hij een weggelopen slaaf helpt, maar uiteindelijk kiest hij onvoorwaardelijk voor zijn vriendschap met Jim. In een van zijn lezingen stelde Twain: ‘Een goed hart is een zekerder gids dan een slecht opgevoed geweten.’ Dat geldt duidelijk voor Huck Finn.

Ondanks Twains expliciete standpunt tegen slavernij en tegen racisme, is er veel discussie over de roman en zijn toelaatbaarheid in het onderwijs, niet in de laatste plaats over het overvloedige gebruik van het woord ‘nigger’ – een woord dat zelfs geen Nederlandse vertaling krijgt. Daarnaast is er ongenoegen over de stereotype representatie van Jim: hij heeft weliswaar een goed hart en een duidelijk moreel kompas, maar hij is ook bijgelovig en niet zo intelligent, wat hem wat komisch maakt en een gemakkelijk slachtoffer van de grappen van Huck Finn en Tom Sawyer.

 

Herverbeelding

De aanwezigheid van een Afrikaans-Amerikaanse erfenis in de roman is al vele decennia een onderwerp van academisch onderzoek. Twain zelf wees er in een inleidende opmerking op dat ‘the Missouri negro dialect’ een van de dialecten was die de taal van zijn roman mee hebben vormgegeven. Maar de zoektocht gaat veel verder. In 1993 verscheen een studie die nogal wat ophef maakte: ‘Was Huck Black? Mark Twain and African-American voices’ van Shelley Fisher Fishkin. De auteur probeerde aan te tonen dat Huck althans voor een deel teruggaat op een artikel in The New York Times uit 1874 – ‘Sociable Jimmy’ – waarin Twain een zwarte jongen portretteert. Het personage van de zwarte slaaf heeft vanuit Afrikaans-Amerikaanse hoek vaak het verwijt gekregen dat het vooral geïnspireerd zou zijn op de witte blackface-minstrel-traditie, een zeer populaire vorm van amusement in de VS in de tweede helft van de 19e eeuw waarbij witte mannen hun gezicht zwart maakten met gebrande kurk en al zingend, musicerend en dansend zwarte mannen ‘imiteerden’ en bespotten. Fisher Fishkin beweert daarentegen dat veel elementen, zoals het naïeve bijgeloof van Jim, teruggaan op Afrikaans-Amerikaanse folklore. Hoewel de studie op veel giswerk en hypotheses berust, is ze representatief voor de wil om aan te tonen hoe Afrikaans-Amerikaanse stemmen (bewust en onbewust) mee vorm gegeven hebben aan het specifiek Amerikaanse in de Amerikaanse literatuur.

Het kon dus niet anders dan dat een contemporaine zwarte Amerikaanse schrijver zich aan een hervertelling – misschien is een ‘her-verbeelding’ een mooiere term – van Huckleberry Finn zou wagen. Met James heeft Percival Everett die taak inmiddels meer dan naar behoren volbracht – hij ontving voor zijn roman dan ook de Kirkus Prize for Fiction,de National Book Award for Fiction, de Pulitzer Prize for Fiction en een nominatie voor de shortlist van de Booker Prize 2024.

Twains roman verscheen bijna anderhalve eeuw geleden, maar kwesties van kleur – en de even dramatische als traumatische geschiedenis ervan – blijven een issue in de Verenigde Staten. Het Black Lives Matter-protest van de voorbije jaren is daar het duidelijkste voorbeeld van. Veel uitdagingen dus voor iemand die het verhaal wil hervertellen. De herschrijving valt binnen de categorie van wat je in postkoloniale terminologie ‘the empire writes back’ zou kunnen noemen: de onderdrukte en uitgesloten stem kruipt diep in het ‘wit verhaal’ en hervertelt het vanuit zijn eigen perspectief. De Algerijnse schrijver Kamel Daoud deed hetzelfde met zijn roman Moussa of de dood van een Arabier (2018) waarin hij de broer van de door Meursault gedode anonieme Arabier in Camus’ De vreemdeling aan het woord laat. Veel eigentijdse (feministische) herschrijvingen van Griekse tragedies hanteren dezelfde methode.

 

Mississippi

Het belangrijkste personage in beide romans is de Mississippi, de langste rivier van Noord-Amerika. Zowel de roman van Twain als die van Everett is een kronkeling, slingering en vertakking van gebeurtenissen waarvoor de rivier een metafoor is. Everett beschrijft de rivier als volgt: ‘De Mississippi leek eigenlijk op verschillende rivieren. Het niveau steeg of daalde altijd. Bezinksel werd alle kanten opgestuwd, zodat de locatie van zandbanken en rotsrichels continu veranderde. Eilanden veranderden van vorm, raakten soms volledig overspoeld en oude uitstulpingen verdwenen terwijl nieuwe zich in één nacht vormden. Het resultaat was dat we geen flauw idee hadden waar we waren.’ Alles speelt zich af langs, op of in de Mississippi. De rivier is een ontsnappingsroute naar de vrijheid, maar het is eveneens de voortdurende dreiging van een verdrinkingsdood.

Everett volgt aanvankelijk de feiten zoals ze bij Twain worden beschreven, maar halfweg gaat hij zijn eigen weg en introduceert nieuwe gebeurtenissen, waarvan de ontmoeting met een troep van black minstrels de meest hilarische is. Hier is de satiricus Everett op zijn best en zijn scherpst. In een snelle en dramatische opeenvolging van gewelddadige gebeurtenissen – de roman is een achtbaan van onverwachte verwikkelingen – neemt Jim steeds actiever zijn eigen lot in handen en ontpopt zich tot een engel van de wraak. In de steeds veranderende, modderige oevers van de Mississippi zoekt hij strompelend en vechtend naar zijn nieuwe ik.

Maar uiteindelijk zijn strompelen en vechten ook metaforen voor het schrijven. Twains preoccupatie met taal stond in het teken van realisme. Hij wilde de talen uit het zuiden van Amerika in het midden van de negentiende eeuw literair zo dicht mogelijk benaderen. Ook bij Everett is de taal een cruciaal element om zijn punt te maken, maar dat punt heeft niets met realisme te maken, in elk geval niet met het linguïstisch realisme dat Twain voor ogen stond. In het bijzijn van hun witte meesters spreken de zwarte slaven de taal die van hen verwacht wordt: ‘Me baas heb me hier gebrach om me vas te binde.’ Jim onderwijst dat taaltje aan zijn dochtertje en andere zwarte kinderen omdat de witte mensen verwachten dat zwarte mensen zo praten. En als witte mensen tevreden zijn, dan hebben zwarte mensen minder problemen, aldus Jim: ‘Mompel af en toe om ze het genoegen te doen tegen je te zeggen dat je niet zo moet mompelen. Ze vinden het leuk om je te verbeteren en te denken dat je dom bent. Denk eraan, hoe meer ze ervoor kiezen niet te willen luisteren, des te meer kunnen we achter hun rug om tegen elkaar zeggen.’ Everett is snoeihard in dit soort passages. Zijn boodschap is niet mis te verstaan. En de Nederlandse vertaling van Peter Bergsma komt de auteur daarin tegemoet.

Wanneer de slaven onder elkaar zijn, spreken ze in een taal die net iets formeler dan normaal klinkt, vaak over intellectuele onderwerpen. Zo hebben Luke en Jim een discussie over het verschil tussen proleptische en dramatische ironie. In zijn dromen en tijdens een bijna verdrinkingsdood heeft Jim conversaties over slavernij en vrijheid met de Engelse filosoof John Locke en de Franse filosoof Voltaire. Jim is een geletterde autodidact met de ambitie om zijn verhaal op schrift te stellen, een identiteit die samenvalt met de naam ‘James’. Het herschrijven wordt op die manier onderdeel van het verhaal.

Percival Everett slaagt erin de rassenkwestie te compliceren tot op het punt waarop ze eigenlijk niets meer betekent. Hij toont er de onmenselijke absurditeit of absurde onmenselijkheid van. Een van de vrienden die Jim op zijn tocht maakt, is de blackface minstrel muzikant Norman, een zwarte man die zonder probleem voor een witte man – dus een ‘meester’ – kan doorgaan en die rol meer dan eens moet spelen om te kunnen overleven. Ras wordt ontmanteld als een ‘performance’. Als klap op de vuurpijl maakt Everett van Huck de zoon van Jim, waardoor de jongen zichzelf nu eens als zwart dan weer als wit ziet. Everett verwijst nergens naar het hoger vermelde boek van Shelley Fisher Fishkin, maar het zou me niet verwonderen dat hij op zijn manier een antwoord gaf op de vraag naar de Afrikaans-Amerikaanse erfenis in Twains roman. Eigenlijk zou je beide boeken in één deel moeten uitgeven en dan heen en weer bladeren. In die beweging wordt de emancipatorische kracht van literatuur – van lezen, schrijven en herschrijven – met haar satirische, ironische, tragische, komische, pijnlijke… mogelijkheden pas echt zichtbaar.

Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2024
Vertaald door: Peter Bergsma
ISBN 978 90 254 7667
318p.

Geplaatst op 04/10/2025

Tags: Huckleberry Finn, James, Mark Twain, Percival Everett, racisme, Slavernij

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.