Proza, Recensies

Op ontdekkingstocht met Stanley: lotgevallen, levensdrift en moed

Hogere machten

Joost de Vries

De zeldzame keren dat mijn grootvader iets loste over zijn jonge leven tijdens de Tweede Wereldoorlog, vertelde hij steeds hetzelfde verhaal. Hij ging met zijn vriend naar de cinema, op de terugweg ging het luchtalarm af, en op zoek naar een schuilplaats voor het nakende gevaar kukelden ze met fiets en al de gracht in. De bom landde uiteindelijk een dorp verderop. Zelf kon ik het samengaan van bombardementen en bioscoopbezoekjes in feite nooit echt rijmen, want had mijn grootvader de oorlog niet grotendeels ondergedoken doorgebracht uit angst om te worden opgeroepen als soldaat aan het Oostfront? Dat het leven destijds in grote mate gewoon ‘verder marcheerde’, lezen we ook in Hogere machten, de jongste roman van Joost de Vries.

De diplomaat James Welmoed en classica Elizabeth van Elzenburg nemen in de roman de centrale rollen voor hun rekening. Tegen de achtergrond van hun parcours, dat aftrapt in de jaren dertig van de vorige eeuw, zien we de wereld wentelen. Hogere machten wordt door uitgever Prometheus in de markt gezet als ‘een liefdesroman zoals je ze zelden nog tegenkomt’, en Joost de Vries laat de elektriciteit tussen Welmoed en Elizabeth inderdaad decennialang knetteren. Maar Hogere machten is meer dan een amoureus verhaal; het is bovenal een meanderend avontuur dat de onvoorspelbaarheid van het leven zelf viert.

Aan de hand van de levens van Elizabeth en Welmoed beschrijft De Vries de zegetocht van levensdrift onder politieke en historische verschuivingen. De liefdesgeschiedenis van de hoofdpersonages ontrolt zich overigens met grote tussenpozen. De Vries, die in zijn oeuvre graag de kloof tussen hoofd en hart onderzoekt, verkiest de omschrijving van ‘een stotterende liefde’. Hij beschrijft een diepgaande verhouding die zo nu en dan in alle hevigheid oplaait, maar tegelijk sterk getekend is door weifeling, luwte en afstand. Ogenschijnlijk alvast, want als het erop aankomt zijn James Welmoed en Elizabeth van Elzenburg als geen ander bepalend voor elkaar. ‘Het leven is een reeks lessen,’ laat De Vries het nevenpersonage ‘de grote Zanussi’ zeggen, ‘het bewaart de grootste les voor het laatst.’ Hogere machten is niet minder dan een ode aan de woorden van deze ‘ziener’, die avond na avond in Soho munt slaat uit het feit dat mensen bedrogen willen worden.

 

Omwentelingen

Aan het begin van de vertelling zijn de levens van De Vries’ hoofdpersonages nog geheel bepaald door het ancien régime – de Britse familie van Welmoed fokt honden voor en verzorgt de paarden van de lokale ‘gentry’. Elizabeth groeit dan weer op als dochter van een baron in Nederlands-Indië, met huispersoneel, soirees en talloze andere voor haar adellijke stand vanzelfsprekende privileges. Aan het begin van zijn diplomatieke carrière belandt Welmoed op Java, en daar ontmoeten ze elkaar in de jaren 1930; Elizabeth was ‘simpelweg het leukste gezicht dat hij ooit had gezien.’ Maar de Tweede Wereldoorlog doet de dingen kantelen. Tijdens de oorlogsjaren in Londen klimt de ietwat saaie rijksambtenaar Welmoed dankzij zijn doorgedreven werkijver en toewijding op tot de hogere echelons van de macht, hij schopt het van ‘wandelende asperge tot grote meneer’, terwijl de vrijgevochten Elizabeth inmiddels gehuwd is met Julian, ‘a penniless artist’, en zich ondanks haar blauw bloed niet langer kan beroepen op de traditionele voorrechten van haar klasse en met moeite de eindjes aan elkaar geknoopt krijgt.

Dat de twee elkaar te midden van een veranderlijke context toch steeds opnieuw vinden is zo mooi aan De Vries’ vertelling. ‘Niets was veranderd. Zijn hele leven. Hij werd niet ouder. Nog steeds was hij die jongen.’ Soms lijkt het inderdaad alsof je leven dieper getekend is door wat en wie er tussen je vijftiende en je dertigste toe deed – alsof wat er nadien gebeurde vaak niet meer dan een voetnoot kan zijn.

 

Hogere machten

Met twee boeiende centrale karakters en een wervelende historische context heeft De Vries goud in handen. Dankzij de keuze voor een auctorieel perspectief kan hij bovendien gezwind switchen tussen vertelinstanties, reizen in tijd en ruimte. Die goddelijke positie schenkt hem de vrijheid om naar goeddunken de koers te wijzigen en de zeilen bij te zetten. En dat doet hij ook: onverwachts en abrupt, op de meest onwaarschijnlijke momenten, laat hij hogere machten ingrijpen. Dit verrassingselement creëert spanning en geeft de roman zijn opwindende, meeslepende vaart. De Vries componeert soepel en slim. Zijn zinnen vloeien met een heerlijke, beeldrijke schwung.

 

Hij beweegt zich door het souterrain, vederlicht, langs de bar, de tuindeuren staan open, de sinaasappelzon hapert, perst nog even al zijn licht eruit, dat als siroop blijft plakken aan de bomen en de gevels. Hij heeft zijn jasje uit, zijn mouwen opgerold, zijn stropdas beweegt mee op het wiegen van zijn heupen – en wie o wie staat daar in de tuin te dansen?

 

Op het nummer ‘Tiny Dancer’ uit 1972 van Elton John nog wel. Dat we de historische dimensie van het verhaal zo nu en dan met een korreltje zout moeten nemen … Ach, wat geeft het, de meester-tovenaar is aan zet, zijn schrijfplezier tintelt tussen de regels en vormt een onlosmakelijk deel van het leesplezier.

Hogere machten is ook heel grappig, De Vries toont zich gevat tot in de details, zoals die van een dubbelzinnige woordkeuze: ‘Hitte bezette het land.’ Nou, als Natureingang voor Welmoeds jaren in de kolonie kan dat wel tellen. In een terloopse beschrijving van Nederlandse paarden tekent De Vries een vlijmscherp portret van de Nederlandse samenleving: ‘De paarden hier zijn dommer, dikker, de benen korter, hun buiken raken bijna de grond, ze hebben oogkleppen en dat lijken ze prima te vinden. Ze missen eigenwaarde.’

Ook de fragmenten die zijn opgetekend vanuit het perspectief van de jonge Elizabeth zitten boordevol humor: ‘Ze ijsbeert, steekt de straat over en bladert wat bij de kiosk, ze overweegt uit verveling een puntzak gepofte kastanjes te kopen bij het kraampje, maar horen mensen wel kastanjes te eten? Wat scheidt ons dan nog van eekhoorns?’

Snedig is bovendien De Vries’ afwisseling van vorm en stijl. Naast beschrijving en dialoog last hij stukken interview, brieven, dagboekfragmenten en metafictionele commentaar in. Ontzettend sterk gecomponeerd is het hoofdstuk waarin Julian een grap aan zijn kinderen vertelt. Die raakt zo uitgesponnen – want verweven met zelfreflectie en de analyse van een huwelijk – en krijgt een nare toekomstvoorspelling als pointe, dat het pijnlijk wordt. Origineel zijn eveneens de beeldrijke zijwegen die De Vries zo nu en dan bewandelt om een hoofdstuk af te trappen, zoals de evocatie van de slag bij Hastings. Maar ook met de meer filmische clichés – een achtervolgingsscène waarbij achtervolgers wegduiken in een rode telefooncel en het vensterglas suggestief beslaat – komt de Vries moeiteloos weg.

Behalve op compositorisch gebied, etaleert De Vries zijn souplesse net zo goed op zinsniveau, in ritmering, frasering, en een subtiel spel met woordelijke herhalingen die precies in de tekst zijn ingeplant en gebeurtenissen betekenisvol spiegelen. Het verweven van bewerkte of aangedikte citaten uit De tweede sekse van Simone de Beauvoir in Elizabeths jeugdige dialogen is witty, en zijn keuze om Connie, de Zwitserse echtgenote van Welmoed, in gepaarde rijmen te laten praten is hilarisch want onnozel, maar tegelijk erg tekenend voor haar karakter. Al nuanceert De Vries die vlakke karakterschets even verderop en blijkt Connie – in feite slechts een nevenfiguur – over een passioneler innerlijk leven te beschikken dan we eerst vermoeden.

De poppetjes in De Vries’ cast zijn sterk getekende universele types. Het voordeel van dergelijke personages met schematische contouren is hun grote herkenbaarheid. We leren de kleine Welmoed kennen als een dromerig, eenzaam – eerst door leraren en vervolgens ook door klasgenoten – gepest jongetje dat uitgroeit tot een lange, dunne gestalte met een cerebraal en solitair karakter: ‘helder maar ingetogen. Als het volkslied.’ Hij is bleek, netjes, in feite een ontzettend ‘gemiddelde man’ die zijn kinderlijke dromerigheid nooit helemaal verliest. Maar naast herkenbare eigenschappen die een open, invoelend lezen faciliteren, beschikken De Vries’ personages ook over een duistere vlek, een bron van intieme worsteling die zich slechts met mondjesmaat en gedeeltelijk openbaart en zo de lezer aanmoedigt om actief met een personage aan de slag te gaan. De Vries brengt de donkerte dan ook slim want onverwacht binnen, hij schuift ze in een liefdesscène in. Welmoed en Elizabeth staan op het punt hun prille idylle te beleven, maar Welmoed verstijft. Hij mist ondanks zijn naam de ‘guts’ om daadwerkelijk te handelen. De meer dan tien jaar jongere Elizabeth blijkt uit daadkrachtiger hout gesneden, en wanneer ze geconfronteerd wordt met het onwaarschijnlijke reageert ze koelbloedig. In levendige conversaties ontmoette de lezer in Elizabeth al een clever, bijdehands, scherp en speels meisje, maar nu blijkt ze ook ‘mans’ genoeg als het erop aankomt.

Met Elizabeth heeft De Vries een uitgediept en volwaardig vrouwelijk personage gecreëerd aan het begin van de twintigste eeuw. Zodra ze de verstikking van de kolonie verruilt voor het Londense stadsleven, kan ze worden wie ze zijn wil. Dat is Louise, in haar geval, want ze ontdoet zich samen met haar oude, geketende leven ook van haar aristocratische naam. Als classica studeert ze archeologie in Oxford bij professor St. John Newman, ze gaat mee op zomerstage in de buurt van Heraklion, weet intellectueel van wanten en neemt bij alledaagse beslissingen, zoals de aankoop van een huis, financiën, zelfbewust de touwtjes in handen. Ze netwerkt voor haar echtgenoot, managet zijn kunstpraktijk, leert hem tuinieren, enzovoort. Toch is dat alles geheel vanzelfsprekend, De Vries realiseert zich dat volwaardige vrouwelijke personages ondertussen geen prestatie meer genoemd kunnen worden. En ook andere, ruime maatschappijkritiek zoals die op het kolonialisme, het imperialisme, de stereotypering van mannen, … laat zich vooral als een bewustzijn tussen de regels lezen.

Subtiel, nooit dwingend. De Vries’ vertelstem is niet blind maar evenmin moreel boven alles verheven, toont zich kritisch en menselijk tegelijk, wat haar sympathiek maakt. Zo aarzelt De Vries niet om zijn bewondering voor het Britse burgerlijke milieu uit te zingen, en toont hij zich een overtuigd anglofiel in vervoerende romantische landschapsbeschrijvingen:

 

De sterren onthullen zich en de maan schijnt als een zilveren hoorn. Hij weet nu waar hij moet zoeken, vanuit welke bosrand de vossen komen, hij ziet ze lopen, hun vacht in het maanlicht, in de stilte van de nacht herkent hij hun onimiteerbare gekef. Hij heeft de burchten van dassen ontdekt, stelt zich voor hoe de avond hun ochtend is en ze nog slaapdronken rondschuifelen. Een torenvalk zweeft hoog boven de vallei, ziet en weet alles, hij kijkt met hem mee. Het is een oude wereld. Het leven verschilt er weinig van dat in de vorige eeuwen.

 

Maar ook de stedelijke setting zet hij effectief neer, de beschrijving van een avondje Soho wordt gelardeerd met namen van schrijvers en muzikanten, schijnbaar achteloos worden namen van straten en pleintjes, van warenhuizen en speciaalzaken gedropt. En voor een lezer als ik, die zelf best wel verknocht is aan Britannia, werkte dat heel fijn. De terloopse details zorgen naast sfeervolle couleur locale ook voor het plezier van de herkenning.

De Vries lijkt de uiterlijke verschijning van zijn Welmoed bovendien een beetje te hebben afgestemd op zichzelf – met zijn lamswollen truien en op maat gesneden pakken, zijn voorliefde voor een aristocratische esthetiek. Welmoed is een stille kracht, ‘hij praat niet, hij luistert’, bij hem geen ‘mansplaining’, geen heldhaftigheid in de machistische zin, geen stellige ongenaakbaarheid ook. Zijn aanwezigheid drukt zich uit in de dingen waarmee hij zich omringt, zijn kleding, smaak, veelal esthetische zaken die De Vries uitvoerig opsomt en met genoegen beschrijft.

 

Isolement en verbinding

De invloedssfeer van Welmoeds macht mag dan wel groot zijn, als lezer ga je zijn verschijning nooit als imposant ervaren. Het personage is aanwezig afwezig, als kind al wilde hij liefst zo onzichtbaar mogelijk zijn. Werken is voor Welmoed een manier om zich niet naar zichzelf te moeten keren maar zich op de wereld te richten. Hij zoekt zelfverlies in een onophoudelijk lezen en studeren, verkiest de eenzaamheid van de concentratie die hem comfortabeler zit dan het sociale gebeuren.

 

Het lukte hem niet een uitnodiging te accepteren, hij kon het niet opbrengen een biertje te gaan drinken, te komen kaarten. Nergens ging hij op in. Zodra hij de mogelijkheid kreeg, nam hij de benen terug naar zijn hotel. Haastte zich naar zijn isolement.

 

Het belang van dit motief spreekt uit een korte scène aan het begin van de roman waarin De Vries een bepalende ervaring van zijn hoofdpersonage verbeeldt. Op zijn eerste schooldag kort na zijn aankomst in Engeland rent Welmoed angstig terug naar zijn moeder zodra het belsignaal weerklinkt. Hij vergist zich echter en omklemt de benen van een verkeerde moeder: een vergissing die onthaald wordt op gelach, óók van zijn moeder. Rationeel snapt hij haar reactie wel, maar in zijn hart voelt hij zich verraden. Hier, op dit ingrijpende moment, ontstaat de breuk tussen Welmoed en zijn omgeving. Hij is plots gescheiden van wat hem een seconde daarvoor nog vormde, van datgene waarmee hij zich totaal verbonden voelde. Familie is erg belangrijk in de beleving van Welmoed, zijn moeder en haar verwanten vormden de wereld die hem droeg.

Met een onaangekondigde breuk treedt de verwijdering in; dit is het begin van de vorming van zijn eigen ik. Een ik dat in afzondering thuiskomt, plezier vindt in dromerigheid, in het verzamelen van kleine geheimpjes. Want uit afzondering, uit de kunst van het alleen zijn, groeit bij Welmoed ook de mogelijkheid tot verbinding. In zijn verbeelding kan hij verbinden wat van elkaar gescheiden is. De volwassen Welmoed heeft het over geheime kamers met deurtjes ertussen, gescheiden levens en contrasterende gevoelens die, hoewel ze in tegenspraak zijn, naast elkaar kunnen bestaan zonder in elkaar over te lopen. Deurtjes die hij bovendien naar goeddunken op slot kan draaien. ‘Elke kamer had zijn loyaliteit, in elke kamer was hij aanwezig, was hij oprecht, was hij zichzelf – zolang hij in de kamer was. Als hij die kamer verliet, was hij weg.’ Gevoelens zijn niet voor altijd, beweert hij ook, je kunt je erin trainen om dingen zonder gevoel te doen; ‘Gevoel was voor soms.’ Maar wanneer de deur opengaat, zoals die avond dansend naast Elizabeth, weet hij: ‘kijk, dat ben ik, dat is wie ik ben.’

Immers, eenzaamheid is niet het echte leven, de gestolen momenten die hij in het gezelschap van Elizabeth beleeft zijn dat wel: ongelofelijk, magisch, vol energie en vrolijke lichtheid, na het vrijen spelen ze spelletjes en huppelen ze als uitgelaten kinderen over het strand. Dan sluit de deur van de kamer weer, soms voor lange tijd, maar dat is niet erg want als hij daarvoor kiest kan hij altijd naar die beelden terug. Zoals de kleine geheimpjes die Welmoed als kind bedacht, koestert hij in zijn stille kamers die sprankelende herinneringen die geworteld zijn in momenten van een gedeelde verbeelding.

Elizabeth deelt met Welmoed de liefde voor geheimen: ‘Wat ze nodig had is een geheim, iets dat alleen van zichzelf zou zijn’, maar ze wil vooral losbreken uit haar isolement; de keurige geslotenheid, de celstraf die het eiland voor haar is: ‘Het was een statusding, alsof het beneden je stand was je ergens druk om te maken, niets kon je raken, splendid isolation. Maar wat nu als je wél geraakt wilde worden? Wie wil nu onaangeraakt door het leven gaan?’

 

Aangeraakt

Zoals De Vries moeiteloos varieert en het juiste register aanslaat, kiezen ook zijn protagonisten zelfbewust welke deur van welke kamer ze openen. Welmoed en Elizabeth zijn beiden sterk in het incasseren van klappen en het herschikken van hun verlangen, want het leven spaart hen niet. De onverwachte speling van het lot slaat de hun vertrouwde wereld meer dan eens aan gruzelementen. De dood van Stanley, de pup die Welmoed als zesjarige kreeg, is slechts het begin. Maar uit scherven en brokstukken weten ze steeds een nieuwe constellatie te scheppen. Life is what happens while you’re making other plans, dat vraagt moed, introspectie en creativiteit. Uit het verlies groeit uiteindelijk iets nieuws, wie je bent na het toeslaan van noodlot is een ander dan wie je was voordien.

In navolging van de klassieken stuurt De Vries het leven van zijn centrale figuren meermaals in de war om langs die weg te reflecteren over de wezenlijke veelvormigheid die we als mens in ons dragen, de vele gesloten kamers waarvan Elizabeth gelooft dat ze uiteindelijk zullen openwaaien in het finale licht. Het verschil tussen durf en moed om bij je keuzes te blijven – geïnspireerd door Frank Gilberts gedicht ‘The abnormal is not courage’ – zit als centrale gedachte in de roman verweven. Hogere machten maakt de koppeling tussen moed en herstel, zich heldhaftig tonen in trachten en falen, tegen beter weten in nieuwe verbindingen scheppen en zo je vitaliteit vrijwaren.

‘Maar bovenal zijn ze kinderen’, luidt een tussentitel en dat voel je in alles; het speelse, avontuurlijke voluit durven gaan zindert overal in de constructie door, het tilt de liefdesgeschiedenis op en laat de lezer mee tuimelen. Er zit troost in het verzinnen van alternatieve werkelijkheden, er schuilt potentie in de creaties die je als bewoner van al deze kamers kan scheppen. De Vries etaleert wat hij beweert; in dit fictiewerk zijn ‘de hogere machten’, de wijze waarop verhaalmechanismen vernuftig worden ingezet, de soepele wendbaarheid ervan, voelbaar. Als lezer zie je wat er gebeurt, waar en hoe de hand van de poppenspeler ingrijpt, maar deze zichtbaarheid verhindert niet dat je je ten volle inleeft. Integendeel, zelfs bij herlezen wist De Vries me te ontroeren met zijn verhaal over Welmoed en Elizabeth. Misschien is het zelfs net die zichtbaarheid van het vlechtwerk en de geëtaleerde techniciteit die mij ontvankelijker maakte.

Uit mijn bewondering voor wat De Vries hier heeft neergezet, ontstaat een grote openheid, een ruimte om geraakt te worden. Misschien ligt voor mij net op dat punt ook de aantrekking van literaire kritiek, in de drang om via associatie en analyse aan te tonen waarom een kunstwerk de moeite van de toewijding waard is. ‘Groots is wat blijft, wat bouwt, wat duurt (…)’: dat heeft De Vries hier wel bewezen.

Prometheus, 2024

Geplaatst op 22/04/2024

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.