Schelvis. Zo heet de held van Overgave op commando, de nieuwe roman van Nadia de Vries (1991). Met zo’n naam weet je vanaf het eerste hoofdstuk: dat heldendom zullen we met een korreltje zout moeten nemen.
Schelvis is afkomstig uit een dorp aan zee, waar de meeste inwoners werken in ‘de fabriek, die het hele jaar gruis en wolken over de kustlijn uitspuugde’. Voor wie niet in de fabriek werkt, is er de mogelijkheid om orderpicker te worden in een van de lokale distributiecentra. De Vries:
Net als de mensen in de fabriek zagen de orderpickers zelden zonlicht. Hun levens ontvouwden zich in afgesloten ruimten, zonder ramen, en zonder een klok aan de muur. Binnen de muren van de distributiecentra verstreek de tijd op kousenvoeten.
Voor Schelvis en diens vrienden is er dus weinig uitzicht op een leven waarin plaats is voor zelfontplooiing in de vorm van werkgeluk, een lucratieve carrière, of zelfs maar de schijn van autonomie. Des te meer omdat ze speciaal onderwijs volgen, ‘niet omdat we zo bijzonder waren, maar omdat het systeem ons onbruikbaar had geacht’. Ze komen uit ‘gezinnen die bestierd werden door broze mensen’ en vormen als het ware de onderkant van de onderklasse.
Dit zou een verklaring kunnen zijn voor die vreemde voornaam. Een schelvis is een vissoort die zich voedt op de bodem van de zee, ver onder de tuimelde dolfijnen. Op die manier kunnen we ook betekenis geven aan de blijmoedige manier waarop Schelvis diens omgeving en leven beschrijft. Want ondanks de harde omstandigheden benoemt Schelvis zorgvuldig ieder element dat vreugde, genot of schoonheid kan brengen: voor wie thuis is op de donkere zeebodem, valt er genoeg lekkers te vinden. Schelvis’ opgewekte, gedragen en licht archaïsche verteltoon houdt De Vries gedurende de roman op bewonderenswaardige wijze vol. Het is misschien wel de grootste verdienste van een heel knappe roman: dat de stem van de verteller aan iedere gebeurtenis een laag toevoegt, vaak wrang of pijnlijk, bijna altijd grappig en steeds vlijmscherp. Er zijn weinig Nederlandstalige prozaschrijvers die zoveel leven in zulke precieze taal weten te krijgen als Nadia de Vries.
Realistische en satirische perspectieven
Zoals het een held betaamt, gaat Schelvis op avontuur. Dit avontuur begint wanneer die op brute, gewelddadige wijze door diens vrienden wordt verraden en verstoten: geen gunstig teken voor een goede afloop. Zoals steeds in deze roman, wordt iedere poging die Schelvis onderneemt om diens lot te verbeteren, niet eens om eraan te ontsnappen, genadeloos afgestraft. In dit opzicht is Schelvis een rasechte antiheld: waar het lot van de wereld en het lot van de held normaal gesproken hecht aan elkaar vastgeklonken zijn, zodat de overwinning van de held automatisch het herstel van de orde betekent, lijkt in Overgave op commando het functioneren van de verhaalwereld afhankelijk van het (pijnlijke) verlies van Schelvis.
Schelvis verlaat het dorp en neemt de trein naar de stad.
Op het raam van de trein was een sticker geplakt waarop stond: IEDEREEN VERDIENT EEN KANS IN DEZE WERELD. Ik stak mijn duim ernaar op. De leus op de sticker sprak tot mijn diepste wezen. Iedereen verdiende een kans, zo ook ik, en ik nam hem: ik liet alles achter waar ik eerder nog van hield.
In het tweede deel van de roman, waarin Schelvis’ wederwaardigheden in de stad en uiteindelijke terugkeer naar het dorp beschreven worden, openbaart zich steeds duidelijker het satirische karakter van de roman. De nevenpersonages die Schelvis ontmoet, zijn zonder uitzondering types, vertegenwoordigers van sociale categorieën en weinig meer: pretentieuze ondernemers, overgeprivilegieerde, streng-moralistische kunstenaars en cynische mediamakers. Ook tonen ze zonder uitzondering in hun omgang met Schelvis hun eigen hypocrisie. Ongestraft kunnen ze Schelvis bevoogden en straffen voor diens tekortkomingen, waar ze gretig gebruik van maken, niet ziende dat dit meestal lijnrecht tegenover hun eigen waarden staat, waarvoor ze zich zo graag op de borst kloppen. (Overigens laten sommige verhaallijnen ook subtiel zien dat Schelvis’ kwelgeesten zelf ook niet onkwetsbaar zijn voor de toorn van hen die boven hen gesteld zijn.)
Het satirische kenmerkt zich door groteske uitvergrotingen: sommige zaken worden sterk uitvergroot en uitgelicht, terwijl andere juist naar de achtergrond verdwijnen. Het is in die zin dus een spel met perspectief: waar een realistisch schrijven streeft naar een kloppend perspectief, gebruikt het satirische schrijven het niet-realistische perspectief om innerlijke tegenstrijdigheden in het realisme voor het voetlicht te brengen. Satire is dus een middel om breuken in de realiteit te ontwaren.
Reality distortion field
De Vries’ stijl is in Overgave op commando misschien wel het belangrijkste middel waarmee de lezer dat groteske perspectief ervaart. Op het eerste gezicht is er namelijk iets heel gekunstelds aan de keuze voor een quasi negentiende-eeuwse verteltoon in de eerste persoon enkelvoud: het is niet mogelijk om deze toon binnen een realistisch kader toe te kennen aan de verteller Schelvis, die geen enkele manier heeft om zich deze taal eigen te maken. Ook diens onwrikbare optimisme is (letterlijk) onrealistisch: de vertelwijze past zich op geen enkele manier aan de wrede en tragische feiten van de vertelling aan.
De slogan die Schelvis op de sticker tegen het raam van de trein leest, ‘IEDEREEN VERDIENT EEN KANS IN DEZE WERELD’, lijkt als een soort reality distortion field te werken. Zo komt Schelvis nadat die ongeschikt gebleken is voor werk in de horeca, in contact met Tanja, een journaliste die wellicht een uitweg kan bieden. Als Schelvis’ verhaal in de krant zou komen, zou er wellicht iemand medeleven tonen.
Het interessegebied van Tanja was: mensen met een miserabel leven. Deze mensen interviewde Tanja over de verschillende tegenslagen die ze te verduren hadden gekregen, en daarna maakte ze er een meeslepend verhaal van voor de zaterdaglezer van de krant. Boven het genot van een gebakken ei kon die dan reflecteren op het eigen geluk, dat altijd relatief is, en niet los gezien kan worden van de onderdrukking van anderen.
De eerste twee zinnen balanceren qua toon precies op het randje van commentaar van de verteller (‘miserabel’) en taal die van Tanja afkomstig is (‘interessegebied’, ‘meeslepend verhaal’, ‘zaterdaglezer’). De wat formele zinsbouw schept een afstand waarin de tegenstrijdigheden en hypocrisieën van de actoren net onder de oppervlakte lijken te schemeren – totdat de verteller met een resoluut gebaar de vitrage aan de kant schuift en toont wat er werkelijk gebeurt: dat het geluk ‘niet los gezien kan worden van de onderdrukking van anderen’.
Hoewel Schelvis zojuist exact diens eigen lot beschreven heeft, blijft die in diens kans in de wereld geloven. De volgende alinea begint namelijk met een blijmoedig: ‘Ik vertelde Tanja dat ik ook graag in de krant wilde staan.’ De manier waarop het werk van Tanja hier beschreven wordt, gecombineerd met de opvallende klankgelijkenis van haar naam met die van de auteur, doet overigens vermoeden dat ook De Vries’ eigen arbeid niet aan haar satirische blik ontsnapt is.
Steeds opnieuw zien we van dergelijke vlijmscherpe passages. Als De Vries een gymnast of een dressuurruiter was geweest, en de literatuur een jurysport, dan zou deze alinea in het handboek van de jury opgenomen moeten worden onder haar naam. Ik zag na een tijd precies wat er gebeurde en toch bleef het iedere keer feilloos werken. Doordat De Vries nooit haar hand overspeelt en altijd binnen de regels van haar eigen spel blijft, blijft de spanning van deze passages telkens optimaal. Dat is echt heel knap gedaan.
Evenwicht
Overgave op commando is een heel rijke roman. Een deel ervan, waarin een subtiel satirisch taalspel onthult wat in onze realistische taal juist verborgen blijft, namelijk het onrecht en de pijn waarop ons geluk of ons privilege geschraagd is, heb ik hier geprobeerd te beschrijven. Andere elementen ontsnappen me nog enigszins. Zo heb ik, anders dan enkele recensenten van landelijke dagbladen, tijdens het schrijven van deze bespreking rekening gehouden met de genderneutrale voornaamwoorden die Schelvis van De Vries gekregen heeft, zonder daar echt betekenis aan te geven. Ik kan me niet voorstellen dat er geen reden voor is, maar ik krijg er nog niet helemaal de vinger achter.
Misschien is het simpelweg omdat een Elckerlyc geen gender nodig heeft. Wat in ieder geval overeind blijft, is dat in Overgave op commando het plezier van het lezen en de pijn van wat er gezegd wordt elkaar op adembenemende wijze in evenwicht houden. Dat betekent dat het misschien juist wel prettig is dat ik de roman niet in één keer kan temmen. Dan heb ik namelijk reden om hem later nog een keer te lezen.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.