Niets gewoners of banalers dan dat lichamen elkaar aanraken – al hebben deze tijden van corona ons geleerd dat iets gewoons en banaals heel snel iets zeldzaams en bijzonders kan worden. Ieder lichaam ontstaat uit de aanraking van twee andere lichamen. Om nog maar te zwijgen van de negen maanden durende intieme aanraking tussen ons lichaam en dat van onze moeder. Leven ontstaat uit aanraking. Leven is aanraken. Aanraken is leven. Niets gewoners of banalers dus dan dat lichamen elkaar aanraken. En toch (of misschien precies daarom):
waarom hebben
we het onszelf
zo moeilijk
gemaakt
om elkaar
aan te raken
Die vraag stelt zich het personage dat aan het woord is in de theatertekst (on)aanraakbaar van Siska Baeck (1993). Het stelt zich die vraag tweemaal. Het moet dus een belangrijke vraag zijn. (on)aanraakbaar is de monoloog van een vrouw die in het midden van haar leven – ze is vijftig – een stand van zaken opmaakt. Noem het een zelfonderzoek naar haar verlangen. Of beter: naar wat verlangen voor haar is. Want ondanks het feit dat ze zichzelf ondervraagt, weigert de vrouw van ‘haar’ verlangen te spreken: ‘omdat het verlangen / iets is dat ergens / tussen twee of meerdere / mensen in gebeurt’. Het verlangen is niet iets dat je je met het bezittelijk voornaamwoord ‘mijn’ zomaar kan toe-eigenen. Verlangen is een excentrische beweging, een beweging naar buiten, naar de andere toe.
Het verlangen begint voor de vrouw niet met een blik, maar met een aanraking. Al kan je natuurlijk beweren dat ook kijken een specifieke vorm van aanraken is, met evenveel gedaantes als zijn fysieke tegenhanger: agressief, hard, koud, onverschillig, voorzichtig, tastend, warm, sensueel,… Maar in (on)aanraakbaar gaat het duidelijk om de band tussen verlangen en fysieke aanraking:
verlangen ontstaat
in het herinneren van
of anticiperen tot aanraking
en het altijd maar
weer
willen
hebben
en toch nooit volledig
Siska Baeck heeft filosofie gestudeerd. Het hoeft niet te verwonderen dat ook haar hoofdpersonage een filosofische houding ten opzichte van het verlangen aanneemt. Als een vorm van overlevingsdrang, zegt ze zelf. Ze verwijst expliciet naar de Franse filosoof Michel Foucault waarin ze een bondgenoot herkent voor de directe relatie tussen aanraken en verlangen, terwijl in de westerse cultuur in het algemeen – van de hoofse cultus van de afstandelijke adoratie tot de niets verhullende hedendaagse pornografie – de relatie tussen zien en verlangen domineert.
Toch is het geen tekst van Foucault die geciteerd wordt, maar een biografische anekdote die vertelt hoe de filosoof zich na het vertrek van zijn minnaar diens aanrakingen herinnert. Wie over de aanraking wil nadenken, kan niet anders dan vanuit concrete aanrakingen vertrekken. (on)aanraakbaar is een intieme reis doorheen aanrakingen die telkens een ander ‘ik’, een andere intimiteit en subjectiviteit construeren. Het is een (onmogelijke) poging om zich al die ‘ikken’ te herinneren, ze een plek te geven in de identiteit en ze te waarderen, hoe tegenstrijdig en talrijk ze ook zijn:
het lijkt alsof ik
zo vaak uit de voegen
van mijn persoon barst
alsof ik veel te groot
en contrasterend ben
om door één ik te kunnen
worden omvat
Verschillende anekdotes en fysieke ervaringen worden naast en door elkaar verteld. Het is niet altijd eenvoudig om de precieze chronologie ervan op te stellen omwille van het ontbreken van eigennamen, de vage verwijzingen naar ‘zij’of ‘jij’ of ‘ex’ en het door elkaar halen van vroegere en recentere ervaringen. Maar de vraag is natuurlijk of dat van belang is? Het gaat de tekst er wellicht niet om een samenhangend relaas te brengen, een chronologische vertelling van een verlangen, maar veeleer een mozaïek van stukjes ervaringen, herinneringen en gedachten daarrond.
Het verlangen is tegelijk singulier en anoniem. Het draagt onze naam, maar toch is het niet van ons. Het is precies die dimensie die Siska Baeck beschrijft in een tekst die zich heen en weer beweegt tussen meer algemene beschouwingen over verlangen en gedetailleerde erotische beschrijvingen van intieme ervaringen. De tekst is een zoektocht naar woorden om iets te benoemen dat zich niet eenduidig laat vatten. Niet in de woordenschat van de romantische liefde en al evenmin in die van de expliciete pornografie.
Een van die ervaringen is een reis naar Griekenland die tot een soort epifanie leidt. De vrouw in kwestie is een actrice en maakt deel uit van een theatergezelschap dat uitgenodigd is om een voorstelling te spelen in Athene op het ogenblik van de financiële crisis enkele jaren geleden. Het geeft de schrijfster de gelegenheid om een bredere politieke en culturele context voor haar beschouwingen over het verlangen te schetsen: Europa dat dreigt te imploderen op de plek waar het zou zijn ontstaan en een bourgeois theater dat blijft vasthouden aan de culturele zekerheid van het grote en gecanoniseerde repertoire. Dat alles leidt tot een persoonlijke crisis. De vrouw begint zich vragen te stellen over haar kunstenaarschap en weigert nog verder te spelen. Ze verdwijnt een week lang in bed met een onbekende man:
hoe we samen
zo graag wilden
geloven
dit is vrijheid
omdat we alles deden
wat de maatschappij
net niet wil
dat we doen
De erotiek die beschreven wordt is er een van vrouwelijke dominantie. Het thema domineren/gedomineerd worden loopt als een rode draad doorheen de tekst. Het stuk opent met de herinnering aan het ogenblik waarop de vrouw als jong meisje tijdens het dansen de heupen van een jongen vastgrijpt en tegen zich aantrekt. Ze ziet dat moment als een kantelpunt in haar leven: ze laat zich niet langer uitkiezen, maar begint zelf te kiezen. De erotische aanraking is niet noodzakelijk teder of zacht. Met het domineren en gedomineerd worden gaat een vorm van fysiek geweld gepaard, zoals met de Griekse man:
je staalharde
lichaam
waar ik me
zonder enige
restricties
op mocht uitleven
ik mocht
heerlijk hard
zijn met je
Toch is de centrale ervaring van het stuk er een van onaanraakbaarheid. De meest intense aanraking blijkt niet de fysieke aanraking te zijn, maar die van het woord, het spreken, de conversatie. De vrouw gaat uitvoerig in op wat ze als een ‘spreek / en luister / verhouding’ omschrijft. Ze ontmoet een andere vrouw. Er ontwikkelt zich tussen beiden een niet lichamelijke relatie die gekenmerkt wordt door een ‘lichte verfijnde / vrouwelijke dominantie’. De twee vrouwen ontmoeten elkaar op openbare plekken om ieder fysiek contact uit te sluiten. De erotiek verloopt in hoofdzaak via de taal, al spelen ook andere prikkels een grote rol in het contact (schoenen met te hoge hakken, handen die met de autosleutels spelen, ogen die indringend kijken, etc.). Het is een machtsspel dat beide vrouwen met elkaar spelen en waarbij ze tot de limiet van de verleiding te gaan. Die grens is het lichaam. Het verlangen om elkaar aan te raken en seksueel te bevredigen wordt weliswaar heel expliciet naar elkaar toe verwoord, maar nooit in daden omgezet. Die ‘spreek / en luister / verhouding’ heeft de vertelster ook met andere vrouwen:
steels kijken
hevig verlangen
veel masturberen
nog meer fantaseren
het meest intieme
in gesprek blootgeven
Maar deze intimiteit vertaalt zich niet in een lichamelijke aanraking:
waarom hebben
we het onszelf
zo moeilijk
gemaakt
om elkaar
aan te raken
Deze vraag wordt in de loop van het stuk enigszins ontdaan van die universele dimensie die ik er hierboven aangaf. ‘We’ staat niet voor iedereen. Het gaat om een zeer precies ‘we’: het hoofdpersonage in haar verhouding tot een andere vrouw. ‘We’ staat niet voor het hoofdpersonage en de mannen in haar leven. In die relaties is aanraakbaarheid geen probleem. Die onophefbare spanning tussen de reële (mannelijke) aanraking en de gefantaseerde (vrouwelijke) aanraking beheerst het tweede deel van de tekst. Kan je met en in een verlangen blijven leven zonder dat het zich op een bepaald ogenblik vertaalt in een fysiek contact? Is de lichamelijke aanraking, in al zijn kwetsbaarheid en onvolmaaktheid, niet het summum van het verlangen? Hoe sterk moet een verlangen zijn om de bestaande kaders open te wrikken en een andere, nieuwe intimiteit mogelijk te maken?
zoveel perversiteiten
zijn nog niet gekend
nog niet uitgediept
nog amper benoemd
nog geen moed gehad
om het te benoemen
nog geen moed gehad
om het benoemen
net te schuwen
om ons te laten overvallen
door het onbekende
Maar de meest uitdagende vraag die de tekst van Siska Baeck durft stellen is of het bekende aan het verlangen niet evenveel te bieden heeft als het onbekende. Is het zoeken naar de steeds nieuwe erotische prikkel – en onze samenleving produceert die inmiddels aan de lopende band – het enig mogelijke antwoord op ons verlangen? Soms is het makkelijker en veiliger om bij het vertrouwde verlangen te blijven, ook al lijkt dat onze ervaringshorizon te beperken. De bijzondere, avontuurlijke en intense erotische ervaringen van onaanraakbaarheid met vrouwen – de ‘spreek en luister’ relaties – die zich steeds tot aan de rand van de fysieke vervulling begeven, maar die nooit (durven) oversteken maken plaats voor de ervaring van aanraakbaarheid met een man:
hij staat in mijn
slaapkamer
hij laat me
zo ontzettend
aanraakbaar
voelen
maandenlang
leek ik
onaanraakbaar
te zijn
maar hier
bij hem
in zijn vertrouwen
voel ik me weer
nieuwsgierig en
kwetsbaar
Is (on)aanraakbaar het relaas van een uitstap naar het onbekende en een terugkeer naar het bekende? Misschien is het toch complexer dan dat. We hebben niet één lichaam. Met iedere aanraking – fysiek of verbaal – worden we iemand anders of wordt een ander lichaam in ons aangeraakt. Die veelheid is het gevolg van onze complexe persoonlijke geschiedenis, van de door ons opgelopen ervaringen, aangename en onaangename, traumatische en euforische. Die veelheid en complexiteit moeten we erkennen bij onszelf, bij ons eigen lichaam en bij de andere lichamen die we willen aanraken. Tussen aanraakbaarheid en onaanraakbaarheid bestaat paradoxaal een fluïdum. De fysieke aanraking is maar één dimensie van het erotische verlangen. Ons erotische leven wordt uiteindelijk bevolkt door veel meer mensen die we niet of nauwelijks aanraken dan mensen die we wel aanraken. En misschien is dat maar best zo.
Er is iets in het verhaal van (on)aanraakbaar dat me doet denken aan Eyes Wide Shut van Stanley Kubrick, een veel complexere film dan vaak wordt aangenomen. In die film lopen de twee hoofdpersonages op verschillende manieren volledig verloren in hun erotische fantasieën waardoor hun relatie bijna op de klippen vaart. Op het einde van de film fluistert de vrouw in het oor van de man: ‘We have to fuck more’. Ze zegt niet ‘We have to love each other more’. Neen. Het is niet de liefde die een uitweg biedt uit ‘het labyrint van het verlangen’ – een term die ook in (on)aanraakbaar opduikt – maar de lichamelijke vervulling, de vertrouwde fysieke ontlading.
Deze recensie van Erwin Jans verscheen eerder op Theaterkrant.nl als onderdeel van Dossier DeClaus Theatertekstkritiek.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.