Congolina is een opmerkelijk boekje. Deels is het een dichtbundel, deels een biografie – van een persoon die grotendeels in vergetelheid is geraakt: Nele Marian (1906-2005). Nadia Nsayi (1992) vertelt haar verhaal op een ingetogen en serene manier, en wisselt de verschillende hoofdstukken af met enerzijds archieffoto’s en anderzijds de gedichten van Nele Marian zelf, vertaald naar het Nederlands door Grâce Ndjako.
Marian was een zwarte vrouw die een bescheiden bijdrage leverde aan het Franstalige literaire landschap van het België van de vroege 20ste eeuw. Ik zeg ‘een zwarte vrouw’, maar eigenlijk weet ik niet of ze zichzelf zo zou hebben omschreven. Waarschijnlijk werd ze wel eens met het n-woord aangesproken, en het staat buiten kijf dat ze ook als mulâtre werd bestempeld. Dat was toen immers het voorkeurswoord om een kind van een witte man en een zwarte vrouw mee aan te duiden. Volgens Nsayi noemde de toenmalige Belgische media Nele Marian een ‘Afrikaanse dichteres’, ongeacht haar Europees voorkomen en blekere huidskleur. Het feit dat ik haar echter ‘zwart’ noem, zegt waarschijnlijk meer over mij en mijn context dan over Nele Marian.
De huidige context vertelt ons eveneens waarom Nadia Nsayi vandaag een boek publiceert waarin ze ons laat kennismaken met een vergeten auteur als Marian. Sinds 2020 liggen Black Lives Matter en dekolonisering op bijna ieders lippen. Uiteraard worden deze politieke en sociale fenomenen niet altijd positief onthaald, integendeel zelfs. Maar toch willen velen onze koloniale en racistische erfenis eens eerlijk onder ogen zien om bepaalde vormen van hardnekkige ongelijkheid eindelijk te ontmantelen. Geschiedenis is dan geen doel op zich maar een medium om ons te inspireren om een andere toekomst uit te tekenen. Deze uitgave probeert daaraan bij te dragen. En het werk van Marian speelt daar ook een belangrijke rol in.
Haar gedichten zijn namelijk nog steeds relevant. Marian geeft ons immers een inkijk in de zwarte ervaring. ‘Serenade voor Jacky’ gaat over moeizame ervaringen van zwarte kunstenaars in Europa in de 20ste eeuw. In ‘Kalinga’ laat ze zich inspireren door de Congolese moeders die hun metiskinderen moesten afstaan en beschrijft ze die pijn op ingetogen alsook muzikale toon: ‘En voor mijn deur sindsdien / Geef ik mijn hart, geef ik mijn armen / Ik wieg het kind dat ze me laten zien / Wanneer de moeder ze niet meer kan omarmen.’ Daarnaast is er ook een gedicht zoals ‘Dood in de wildernis’, dat de lezer op verschillende manieren kan interpreteren. Gaat het over de koloniaal die naar Congo trekt of de Congolees die in Europa zijn ziel verliest? Dat kiest de lezer zelf, denk ik: ‘De Inheemse zal sterven, alleen, als was hij vervloekt. / Toen hij op een dag naar het verre land vertrok / Hoopte hij te kunnen herleven, zijn verdriet te vergeten / Maar het gruwelijke klimaat, het zware werk en zijn hartzeer / Wonnen het algauw van deze kinderlijke droom van weleer.’ Nsayi kiest om haar boek over Marian te eindigen met ‘Congolina’, het gedicht dat ook de titel van het boek werd. Hier zijn we helemaal in de Congolese context, diep in het binnenland, waar de invloed van de witte koloniaal wel bestaat, maar toch eerder beperkt is. Het spreekt tot de verbeelding, schept een beeld van een Congolees dorp, zonder te verheerlijken, met de mooie en mindere kanten, net zoals het leven van Marian zelf.
Hoe komt het dat we Marian niet meer kennen? Waarom werd haar werk nooit naar het Nederlands vertaald en hoe komt het dat ze zelfs in Franstalig België tot voor kort nog vergeten was? In het begin van haar schrijverscarrière werd ze in België namelijk erkend en gelauwerd als een opmerkelijke dichter en auteur. Op basis van haar historisch onderzoek in archieven toont Nsayi aan dat Marian in de jaren 1930 een gerespecteerde Franstalige publieke figuur was die door het brede publiek warm onthaald werd, die voordrachten en gedichten bracht op prestigieuze evenementen in gevestigde cultuurhuizen, en zelfs vermeld werd in Vlaamse media. Ze is echter afwezig op onze literatuurlijsten en in onze geschiedenisboeken. Er zijn andere voorbeelden van zwarte Belgen uit de 20ste eeuw die wel erkenning kregen tijdens hun jonge leven in België maar vervolgens werden vergeten of uitgewist. Ik denk bijvoorbeeld aan de activist Paul Panda Farnana (1888-1930), die in 2023 werd opgenomen in de Vlaamse Canon, en de zogenaamde vergeten Engel van Bastogne, de oorlogsheldin Augusta Chiwy (1921-2015), over wie in 2014 een Amerikaanse documentaire werd gemaakt.
Het feit dat we Marian niet meer kennen, blijkt evenwel niet noodzakelijk iets te maken te hebben met haar huidskleur of met koloniaal racisme, maar staat ook in verband met de Tweede Wereldoorlog. Marian overleefde de Duitse bezetting, maar dat deed ze ook door zich vooral niet te verzetten en behoorlijk nauwe banden te onderhouden met Belgen die collaboreerden. Haar grote liefde bleek immers een collaborateur en ze zouden nog decennialang na de oorlog samenblijven. Nsayi merkt hier terecht op: ‘Het blijft lastig te verklaren waarom een vrouw van kleur voor een collaborateur koos, en een collaborateur voor een vrouw van kleur’. Op zich is dat echter een belangwekkend verhaal dat een film waard is, een verhaal dat de spanningen en contradicties van de menselijke conditie aan het licht brengt. Hoe een zwarte vrouw de nazibezetting overleefde is misschien niet het verhaal van een heldin, maar wel dat van een overlever voor wie verschillende opmerkelijke elementen van de Belgische geschiedenis een zeer belangrijke impact hebben gehad.
Geboren in Congo als kind van een koloniale vader en Congolese vrouw, wordt Nele Marian op jonge leeftijd weggenomen bij haar moeder en groeit ze op in Belgische internaten. Afgesneden van haar wortels koestert ze een diepe liefde voor een Congo, waar ze eigenlijk nooit geleefd heeft, en staat ze kritisch tegenover de kolonisatie. Toch slaagt ze er wel in om in België erkenning te krijgen in witte koloniale milieus. Ze wordt in de jaren 1930 een succesvol auteur, ze wordt verliefd op een Luikenaar en dan vallen de Duitsers binnen en wordt haar leven – zoals het leven van zovele Belgen – overhoopgehaald. Daarbij maakt ze niet altijd per se de meest juiste morele keuzes, maar ze volgt haar hart en overleeft.
Op een bijzondere manier komt via het verhaal van Nele Marian de Belgische geschiedenis van de 20ste eeuw tastbaar tot leven in dit boek. Alleen daarom al is het opmerkelijk. Bovendien slaagt filosoof en vertaler Grâce Ndjako er wonderbaarlijk goed in om de geest, het ritme en de muzikaliteit van Marians gedichten ook in het Nederlands over te brengen. Ik was blij dat de uitgave me de kans bood om zowel het Franse origineel als de Nederlandse vertaling te lezen. Nsayi en Ndjako slagen er ten slotte in om in alle sereniteit het leven en werk van Marian met ons te delen, zonder haar te verheffen tot held of pionier, maar vooral door haar menselijkheid, haar breekbaarheid, haar twijfels en haar uitzonderlijkheid te benadrukken. Nsayi schrijft dat ‘dit boek geen pleidooi [is] voor een publiek eerbetoon […] juist omdat ze met haar oorlogsverleden zo’n ongemakkelijk verhaal meedraagt. Ze verdient wat [Nsayi] betreft geen straatnaam of standbeeld. Wél een plaats in onderzoek, literatuur, onderwijs, musea, theater.’ Congolina is op die manier een belangwekkend boek, dat aan de hand van het persoonlijke verhaal van één Belgische zwarte vrouw een inkijk geeft in wat de kolonisatie én de Tweede Wereldoorlog met ons allen hebben gedaan.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.