De laatste dagen van het jaar, de tijd tussen Kerst en Nieuw zeg maar, vormen in de literatuurgeschiedenis nogal eens het kader voor avontuurlijke verhalen vol raadselachtige gebeurtenissen en bizarre ontmoetingen. In die kalendarische overgangsperiode lijken ook de grenzen tussen feit en fictie doorlaatbaar en komen de personages in aanraking met werelden waar ze doorgaans geen toegang toe hebben of waarvan ze het bestaan niet eens vermoedden. De avonturen of crisissen waar ze, meestal ongewild, in belanden, lijken ook confrontaties met het eigen onbewuste, met de onbekende of verdrongen verlangens en driften die, in die overgangsperiode waarin het licht zich maar langzaam aan de duisternis onttrekt, het zelfbewustzijn van de mens als precair en wankelend ontmaskeren. Met name in de romantiek waren dergelijke verhalen populair en jaren later zal Sigmund Freud onder andere op die literatuur zijn psychoanalytische uiteenzettingen baseren.
Een mooi voorbeeld is het verhaal Die Abenteuer der Silvesternacht (1815) van de Duitse schrijver en karikaturist E.T.A. Hoffmann. Het hoofdpersonage, een niet meer zo jonge man die worstelt met het ouder worden, maakt op oudejaarsnacht een soort psychedelische trip door het Berlijnse nachtleven. Op de feestjes en in de kroegen heersen de surreële wetten van droom en fantasie. Hij ontmoet er lugubere mannen zonder spiegelbeeld of schaduw, duivelse dubbelgangers en verleidelijke femmes fatales. De ontmoetingen verbeelden op allegorische wijze de innerlijke reis van het hoofdpersonage dat worstelt met erotische frustraties en het vertwijfelde verlangen naar een eeuwige, zorgeloze jeugd. De vorm van het verhaal onderstreept het gelaagde karakter van de zielenroerselen: elke ontmoeting mondt uit in een volgend fantastisch verhaal, de verteller van het ene verhaal wordt een personage in het volgende, en samen met het hoofdpersonage verlies je als lezer de weg in al die verhalen-in-het-verhaal die het onderscheid tussen waar en vals op de helling zetten.
Aan het begin van de negentiende eeuw reflecteren dergelijke verhalen hoe de spanningen van de verlichte moderniteit hun weerslag vinden in de menselijke ziel: het individu zoekt een autonome, rationele weg, terwijl het zich tegelijk steeds meer bewust wordt van het irrationele en onkenbare in de eigen subjectiviteit. Het lijkt een grote sprong om het nu meteen over het tweehonderd jaar later verschenen verhaal Nieuwjaar van de Duitse schrijfster Juli Zeh (1974) te hebben maar met name tegen de achtergrond van de zojuist geschetste traditie laat zich de eigenheid van dit boek goed beschrijven. Ook het boek van Zeh beschrijft een individuele zoektocht, alleen volgt die als het ware een omgekeerde weg: het avontuur zorgt voor opheldering – een letterlijke Aufklärung – van de onbestemde psychische problemen waaronder het hoofdpersonage gebukt gaat. In plaats van de toenemende complexiteit waar het de romantische auteurs om te doen was, streeft de schriftuur van Zeh in dit boek naar duidelijkheid en zekerheid, de vraag maakt gaandeweg plaats voor het antwoord.
Trauma
Nieuwjaar speelt zich af op nieuwjaarsdag 2018 op het eiland Lanzarote. Het Duitse koppel Henning en Theresa heeft er, samen met hun jonge kinderen Jonas en Bibbi, een huis gehuurd voor de kerstvakantie. Het feest op oudejaarsavond, dat ze met andere toeristen in een hotel vierden, zorgde voor heel wat emotionele en erotische spanningen – Theresa flirtte er volgens Henning onbeschaamd met een Franse gast – en Henning gaat de volgende ochtend in een opwelling fietsen, zonder eten noch drinken, zonder bescherming tegen de felle zon en de strakke wind. Hij wil per se de lange steile weg afleggen naar het hooggelegen dorp Femés. Het relaas wordt ons door de ogen van Henning gebracht; als lezers zitten we dicht op zijn huid tijdens de slopende fietstocht en volgen we van nabij zijn obsessieve gepieker over de moeizame verhouding tussen gezin en werk, de rol van mannen, vrouwen en kinderen daarin, en de symbiotische band met zijn jongere zus. Ook vernemen we dat Henning al een hele tijd aan onverklaarbare paniekaanvallen en hyperventilatie lijdt – in zijn woorden steevast omschreven als HET –, wat zijn leven op alle vlakken serieus onder druk zet. Net nog, tijdens de voorbije oudejaarsnacht, heeft een hevige aanval tot een hoogoplopende ruzie met zijn vrouw geleid, die zijn ‘dramatische gedoe’ beu is. De laconieke vertelstem lijkt dan weer te suggereren dat het uiteindelijk allemaal de gekende neuroses zijn van een jong en ambitieus gezin waarvoor ‘het belangrijkste is dat ze het niet net als hun ouders doen. […] Voor Henning en Theresa stond van het begin af aan vast dat zij iets anders wilden. Iets van deze tijd.’ En in dat programma, dat een fiftyfiftywerkverdeling binnen het koppel impliceert, draait voor Theresa alles om ‘organisatie’ en ‘doen’, terwijl het Henning veel moeite kost om te ‘functioneren’ en ‘de rechtvaardige balans’ tussen hen beiden niet te verstoren.
De fietstocht wordt een uitputtende onderneming en strompelend, met de fiets aan de hand, bereikt Henning uiteindelijk het uitgestorven Femés. Daar duwt een onverklaarbare drang hem nog hoger de flank van de berg op, naar een groot vrijstaand huis waar hij hallucinerend van honger en dorst in de tuin neervalt. De Duitse kunstenares die het huis bewoont ontfermt zich over hem met spijs en drank en leidt hem rond op het domein. Wat volgt tijdens die rondleiding is de geleidelijke anamnese van een traumatische gebeurtenis uit Hennings kindertijd, die zich tijdens een gezinsvakantie in precies datzelfde huis heeft afgespeeld. Als verhaal in het verhaal brengt de tweede helft van het boek dan vanuit het perspectief van de kleine Henning de minutieuze reconstructie van die fatale vakantie op Lanzarote. Die ingebedde terugblik, die evenveel ruimte krijgt als het wedervaren op 1 januari, verklaart zo menig neurotisch symptoom uit Hennings volwassen leven en zorgt er ook voor dat de lezer Hennings gedeprimeerde onvrede, die we aanvankelijk misschien snel als een typische midlifecrisis ‘van deze tijd’ wegzetten, serieus gaat nemen en kan duiden. Als sluitstuk volgt, terug in Duitsland, het ultieme gesprek van Henning met zijn moeder die de herinnering bevestigt en de laatste onduidelijkheden opheldert.
Bevrijding
In de geest van de literaire traditie evoceert Nieuwjaar de innerlijke chaos van het hoofdpersonage tijdens de turbulente overgang van oud naar nieuw, in een rollercoaster van emoties, verlangens en waanbeelden waar de avontuurlijke fietstocht aanvankelijk nog toe bijdraagt. Met de schok van de plotse herinnering aan het vroegere trauma keert het verhaal echter de traditionele ontwikkeling om: hier wordt niet de ratio op losse schroeven gezet, maar krijgt omgekeerd de irrationaliteit een weliswaar hartverscheurende maar toch duidelijke verklaring. De structuur van het boek stuurt uitdrukkelijk op die opheldering aan. Beide delen – het deel over de eerste dag van 2018 en het retrospectieve deel over de vakantie tijdens de kindertijd – zijn ongeveer even lang en worden tot een sluitend geheel samengevoegd; tal van elementen uit het eerste deel zetten bij nader inzien subtiel het spoor uit naar de verklarende anamnese in het tweede deel.
Het boek houdt het niet bij opheldering. Het voegt er aan het einde ook een heuse closure aan toe die zich verrassend snel voltrekt: tijdens een kort telefoongesprek bekrachtigt Hennings voorheen erg zwijgzame moeder de waarheid van zijn herinneringen en even snel vindt Henning de kracht om de nauwe, verzorgende band met zijn zus te verbreken. Terwijl het boek in 160 bladzijden van nabij laat zien hoe sterk het verleden in het heden van Hennings volwassen leven infiltreert – en het leven dus helemaal niet ‘van deze tijd’ is of kan zijn –, wordt aan het einde uitgezoomd en resoluut een streep onder dat verleden getrokken. Hoe blijvend het gevoel van bevrijding zal zijn dat Henning ervaart, laat het boek in het midden.
De snelle afsluiting van Nieuwjaar zorgt in elk geval voor een onevenwicht in de structuur van het boek dat niet past bij de juiste ‘dosering’ die Zeh in haar schrijven, vooral van kortere prozateksten, naar eigen zeggen nastreeft. Met dat streven, dat Zeh in haar autofictionele briefroman Treideln (2013) ook omschrijft als het zoeken naar de juiste verhouding tussen ‘vasthouden en loslaten’, expliciteert de auteur haar grote geloof in de verlichte kracht van literatuur. We zijn hier inderdaad ver weg van de romantische maar ook van de postmoderne onzekerheid en meerduidigheid. Veeleer grijpt Zeh terug naar een klassieke poëtica: naar het houvast van het ‘passende schema’. Het verhalende herinneren, zo schrijft Zeh ook, is een oefening in menswording. Van die humanistische visie getuigt ook Nieuwjaar, dat zijn hoofdpersonage op weg helpt naar een voller, bevrijd menszijn, niet met triomfantelijke gebaren maar met kleine stappen. In deze korte roman situeert Zeh die oefening op het intieme niveau van een individueel leven waarin het hoofdpersonage op eigen kracht, beetje bij beetje de bevrijding realiseert. De moeizame fietstocht waarbij elke trap de spieren nog meer doet verkrampen en de complete uitputting in het huis op de helling waar de beelden van het verleden zich plots openbaren, worden tot metaforen van het individuele therapeutische proces. Het slot van het boek, dat het proces wil besluiten, is vanuit die visie alleen maar logisch: pas wanneer zijn moeder de waarheid van de herinnering bekrachtigt, kan Henning er een voller, vrijer mens door worden. En even snel als het ja van de moeder komt Hennings bevrijdende nee tegenover zijn zus. De beperkte vertelruimte die Zeh hiervoor uittrekt vormt een breuk met de rest van het boek, een stijlbreuk en een breuk in het leven van het hoofdpersonage. Als een autonoom individu laat Zeh haar personage los, klaar, zo lijkt het toch, om te functioneren in de eigen tijd.
Recensie: Nieuwjaar van Juli Zeh door Inge Arteel.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.