Als een boek tijdens het publicatieproces van titel verandert, is het alsof de juiste interpretatie ervan op een dienblaadje wordt aangereikt. Het feit dat Italo Svevo’s Een leven (1893) vóór een ingreep van de uitgever nog ‘Een onaangepast mens’ heette, deed mij althans de vraag stellen: Waarom is Alfonso Nitti, om wiens leven het hier gaat, dan onaangepast? Onaangepast met betrekking tot wat? Een leven spoort aan tot erop los interpreteren. Waar de antropologische opmerkzaamheid en stijlkundige spitsvondigheid van Svevo’s Bekentenissen van Zeno (1923) in dit boek ontbreken, staan er alsnog richtingaanwijzers naar een bepaalde allegorie. Een leven gaat niet zomaar over ‘een leven’, maar ‘het leven van de employé’. In zijn debuutroman heeft Svevo op rake wijze het werknemersbestaan in al zijn facetten blootgelegd.
Het verhaal van Een leven speelt zich vermoedelijk af gedurende enkele maanden in de Italiaanse badstad Triëste, waar Svevo zelf opgroeide. Het is een conventioneel begin in de Italiaanse letteren: een plattelandsjongen trekt naar de stad om daar naam te maken. Alfonso Nitti begint op de correspondentieafdeling van een bank, waar zijn takenpakket voornamelijk bestaat uit het netjes overschrijven van brieven; saai werk, maar met de mogelijkheid tot promotie. De klim naar de top hangt volledig af van de welwillendheid van bankdirecteur Maller. In de eerste hoofdstukken maakt Alfonso zich zorgen om het feit dat een uitnodiging om huize Maller te bezoeken – een vereiste volgens collega’s – uitblijft.
Wanneer de uitnodiging er uiteindelijk komt, beseft Alfonso nog niet dat daarmee de eerste stap naar zijn einde is gezet. Tijdens zijn bezoek leert hij immers Annetta kennen, Mallers bevallige dochter. Vanaf dan zwalpt Alfonso tussen begeerte, liefde en wanhoop. De twee zullen verwikkeld raken in een voor Alfonso vernietigende dans, waarin zijn idealen na een lange strijd voor de hare moeten wijken.
*
Een leven begint op de werkvloer. Onmiddellijk voelt Alfonso de verveling. Brieven overschrijven is, zoals collega Miceni zegt, een werk zonder afwisseling of eigen initiatief; Alfonso lijdt het ‘leven van een nederige klerk’. Diezelfde Miceni roept op een keer uit: ‘Wat heb ik te veel verlangd? Rechtvaardigheid! Is dat te veel? Op fatsoenlijke wijze behandeld te worden! Is dat te veel?’ De situatie is herkenbaar. Als kers op de taart is er Sanneo, die iedereen opjaagt met zijn ‘geen tijd verkwisten!’, waarop de werknemers reageren ‘als een kudde die door een woedende hond uiteengejaagd wordt’. Zoals David Graeber zou zeggen: Alfonso is beland in een bullshit job.
De verveling slaat om in vermoeidheid en, enige tijd later, misselijkheid. De schadelijke uitwerking van de gedienstigheid begint zich psychosomatisch te manifesteren (niet toevallig als je weet dat Svevo een werk van Sigmund Freud heeft vertaald). Terwijl vermoeidheid nog slechts een uitgebluste staat van de capaciteiten impliceert, worden die capaciteiten in geval van misselijkheid aangevallen. ‘[H]et ontbrak hem niet aan goede wil maar aan capaciteit,’ zegt de verteller over Alfonso. De menselijke capaciteiten worden uitgehold en vervangen door puur mechanische vermogens – een noodzakelijke nivellering van de individualiteit om de werknemers volgens het ritme van een kapitalistische onderneming te laten draaien. Hier begint Alfonso’s proces van ontmenselijking, waarbij misselijkheid op lange termijn plaatsmaakt voor ‘malaise’. De relatie met zijn lichaam wordt ongemakkelijk. Zijn organisme gaat meer lijken op een mechanisme, gestuurd door eigen ‘behoeftes’ die met zijn geest in strijd zijn: ‘Alfonso veronderstelde dat zijn gevoel van algeheel onbehagen voortkwam uit de behoefte van zijn lichaam om moe te worden, om zich af te matten.’ Hij is tegelijkertijd in beweging en inert, hij voedt zich met zichzelf – een ouroboros.
*
Hoewel het hart zich op de voorgrond plaatst, worden de relaties in Een leven gedicteerd door werk en geld. Zo lezen we dat meneer Lanucci ‘zich dwong om vriendelijk tegen hem te zijn, om tegen hem te glimlachen en belangstelling voor hem te tonen, terwijl hij wel begreep dat Lanucci hem waarschijnlijk alleen maar als een bron van inkomsten beschouwde’. De psychogeografie van Triëste is er geen van Veronese balkonscènes maar van arbeidsverkeer (het Latijnse tergeste betekent ‘marktplaats’). Zonder de uitnodiging van meneer Maller had Alfonso Annetta nooit ontmoet en zou het hart nooit een kans gekregen hebben. Er is iets bitters aan het feit dat de bankdirecteur – het typevoorbeeld van de kapitaalhouder – met zijn uitnodiging blijk geeft van generositeit, alsof zijn werknemers ook een gevoelsleven mogen hebben, maar Alfonso daardoor juist naar de verdoemenis leidt.
Daarnaast krijgen we een sleutelgatzicht op de werksituaties en resulterende pathologieën van randfiguren. Zo dicteren ook bij de Lanucci’s hun materiële condities het gevoel: ‘Om zich tegenover zijn vrouw te rechtvaardigen vertelde hij wat hij allemaal had gedaan om geld te verdienen.’ Een gerechtvaardigd huwelijk is gestoeld op financiële welvaart. En wanneer Alfonso meneer Lanucci probeert te troosten, krijgt hij er direct een aanbod voor in de plaats: Wilde Alfonso zich niet door hem laten verzekeren? Zo ontaardt iedere emotie-overdracht in een zakelijke transactie.
*
De eerste avond bij de Mallers is ontnuchterend. ‘In dat huis moest je je bescheiden gedragen, als een ondergeschikte,’ meent Alfonso. Hij laat er zich verblinden door de rijkdom. Het lijkt alsof de werkvloer zich heeft uitgebreid tot de woonst van de baas. Hij wordt onvriendelijk ontvangen, maar dat beseft hij pas later. Desondanks begint hij bij het zoveelste bezoek ‘een plotselinge begeerte’ te ontwikkelen, die hij later liefde zal noemen. Annetta slaat Alfonso’s versierpogingen af, maar merkt dat zijn passie voor literatuur haar voordeel kan opleveren. Ze stelt hem voor samen een roman te schrijven. Hij zou de ideeën aanbrengen en zij doet de rest.
De samenwerking verloopt stroef. Hij wil echte literatuur schrijven, zij wil een bestseller. Zijn hoofdstukken worden als ‘kleurloos’ en ‘zonder ziel’ afgedaan. Geleidelijk aan plooit hij voor de eisen van Annetta. Zolang hij nuttig voor haar is, mag hij blijven komen. En blijven komen doet hij, tot over zijn oren verliefd op een vrouw die haar salon leidde ‘met een schaamteloosheid, die veel weg had van die, welke de Romeinse matrones tegenover haar [sic] slaven aan de dag legden’. Schaamteloos, maar vooral onverschillig tegenover Alfonso’s pogingen haar voor zich te winnen.
Onverschilligheid is naast de merknaam van de femme fatale ook die van het kapitalisme. In Annetta wordt het ene in functie van het andere gesteld – la femme capital. Haar personage wijst op de parallellie tussen werk en psyche. Door haar meedogenloze aantrekkingskracht en exploiterende neigingen functioneert ze op een bovenpersoonlijk niveau als eenmanssysteem. Ze is het systeem dat haar vader – de kapitalist – drijft. (Ze verplicht hem bijvoorbeeld mee te gaan naar Parijs, ondanks de drukte op het werk. ‘Ik begrijp wel dat hij er niet blij mee is,’ zegt ze. ‘Maar als iemand het hier wil, dan houdt het op.’) Haar persoonlijkheid valt uiteen in ongebreidelde dynamieken die zich in de mensen rondom haar vasthaken, tot op het punt dat ze, zoals op de bank, ontmenselijkt worden.
De femme capital zit in haar salon de bestseller te schrijven die revolutionaire tendensen te ruste moet leggen. De bestseller bestendigt de status quo, terwijl Een leven op een meta-niveau als ware literatuur ‘een leven’ tot ‘het leven’ wil maken, gestoeld op een humanistische filosofie, zoals ook Alfonso eerst zijn leven wenste vorm te geven door kennismaking met de ‘grote auteurs’. Zoals hypnotiseur Svengali dat in George du Mauriers Trilby (1894) deed, verstrikt Annetta de door zijn werksituatie gedesillusioneerde Alfonso in haar web, terend op zijn humanistische – onschuldige en daarom revolutionaire – ideeën om er in een lucratieve vorm abstractie van te maken.
Annetta is de verpersoonlijking van de kapitalistische ratio. Ze stelt vorm boven inhoud (‘Ze begrijpt wel niet alles wat ze zingt, maar ze heeft een prettige, aangename stem’), kennis boven begrip (‘Nu houdt Annetta zich met chinoiserie bezig […], maar ze weet er precies evenveel van als de boekenschrijvers haar verteld hebben en ze begrijpt er helemaal niets van’) en imitatie boven creativiteit (‘ze is zo voorzichtig dat ze, zolang ze niet iets met grote accuratesse heeft geïmiteerd, beslist niets laat zien’). Ze wil onmiddellijk resultaat zien en geeft die raad ook aan Alfonso: ‘Waarom zou u niet zo spoedig mogelijk een of ander werk publiceren om naam te maken?’ Al die kenmerken worden door haar onstilbare veroveringsdrang gedreven: ‘Ze zei hem dat als men in het leven iets wilde hebben, men het moest weten te veroveren.’
*
Tijdens zijn eerste weken bij de bank brengt Alfonso zijn vrije tijd in de bibliotheek door. Met zijn hoofd tussen de klassieken schoolt hij zich in de humanistische idealen. Met dit zelfopvoedingsproject hoopt hij ‘de goddelijke auteur te worden die al die waarden in zich zou verenigen’. Daar steekt Annetta zoals verwacht een stokje voor.
Alfonso’s eerste poging om te ontsnappen aan Annetta’s greep is dan ook voorspelbaar: hij probeert zijn studie te hervatten. Hij wil niks minder dan ‘de grondlegger worden van de moderne Italiaanse filosofie’. Om dat te bereiken zou hij een moraalfilosofisch werk schrijven met ‘een theoretische doelstelling, zonder enige bedoeling van praktisch nut’ – stil verzet tegen de nutscalculus van Annetta. Wanneer dat toch te hoog gegrepen blijkt, legt hij zich opnieuw toe op zijn studie ‘die hem immers uit zijn ondergeschikte positie moest verlossen’.
Poging één mislukt. Wat volgt is een strijd op leven en dood tussen twee tegenpolen, met toenaderingspogingen van beide kanten. Annetta heeft steeds de touwtjes in handen totdat Alfonso tot een cruciaal inzicht komt. De roman die ze in gedachten had was niets anders dan ‘een dictaat van de ijdelheid zelve, opgeblazen van algehele opzet, hoogdravend wat de afzonderlijke, holle zinnen betrof, een poging tot vliegen van iemand die nog niet lopen kon’. Op dat moment beseft hij hoe Annetta hem uitbuit en hoe weinig talent ze in feite zelf bezit. ‘Nu zij gevallen was vanaf het verheven punt waarop zijn liefde haar had geplaatst, meende hij haar te zien zoals ze was.’ In dit moment van kritiek ligt het potentieel voor de vernietiging van Annetta en de kapitalistische ratio waar ze voor staat.
Maar dan stuurt ze hem een lief briefje en zijn de plooien weer gladgestreken. Zijn gemoedstoestand wordt paranoïde, nu Annetta haar ambivalente signalen sluwer weet uit te sturen. ‘Hij kon nog altijd terzijde geworpen worden als iets nutteloos, en zodra Annetta hem liet vallen, zou hij de arme klerk worden,’ denkt Alfonso. De afhankelijkheid van het systeem is al te groot. Hier begraaft hij definitief zijn individualiteit: ‘Het was niet het moment om zich druk te maken met kritische ideeën.’
Elk op hun eigen manier proberen de personages gepast op een kapitalistische samenleving te reageren. Mevrouw Lanucci denkt de liefde voor financiële stabiliteit te kunnen inruilen door haar dochter Lucia uit te huwelijken. Meneer Lanucci doet iedereen die het goed met hem voorheeft een zakelijk aanbod. Gustavo, de zoon van de Lanucci’s, ‘had de strijd tegen zijn luiheid allang opgegeven’ en ‘er zijn filosofie van gemaakt’ – de Diogenes van de groep. Macario, een neef van Annetta, zoekt aanvankelijk het evenwicht tussen sociale solidariteit en culturele collaboratie – de bohémien. Annetta’s vriendin Francesca, ten slotte, wakkert de strijd aan en hoopt stiekem dat Alfonso zegeviert.
*
De kracht van de kapitalistische ratio is niet te stuiten, wat Alfonso tot een verzoening met zijn humanistische idealen verplicht. De manier waarop hij denkt verliefd te horen zijn is een balans tussen rede en emotie, onverschilligheid en hartstocht, moeiteloosheid en inspanning: ‘Zijn rol […] moest steeds die zijn van de verliefde, maar redelijke man, die zich tevredenstelde met een enkele blik of handdruk, maar verliefd moest hij zich wel tonen.’ Als er in de laat-negentiende eeuw al een equivalent voor hoofsheid bestond, zou die er zo uitgezien hebben.
Hier is er opnieuw een parallel met het materiële leven. Wie verlangde naar kapitaal mocht niet lui zijn en moest traanoogjes krijgen bij het blinkende goud, maar voor de hebzuchtigen en de hoogmoedigen was het systeem meedogenloos: na een onverschillige haal van de onzichtbare hand – een ontslagbrief, een marktschok – vergoten zij tranen om andere redenen. Ayn Rand, grootmeesteres van de kapitalistische apologieën, vatte deze spanning met de titel van Atlas Shrugged (1957) samen: het materiële geluk lag in het gelijktijdige torsen en schouderophalen – een onmogelijkheid.
*
Vlak voordat hij naar zijn dorp terugkeert, denkt Alfonso met medelijden aan het lot van zijn collega’s – ‘mensen die achter dwaze of onbereikbare idealen aan liepen’ – en vraagt hij zich met de bijhorende zelfimplicatie af: ‘Waarom gunnen ze zich niet meer rust in hun leven?’ Dit zal Alfonso’s zwanenzang blijken, een laatste moment van kritiek, waarna het tijdelijke respijt van het platteland hem niet meer zal kunnen weerhouden van de frontale zelfvernietiging. De uitweg van de vlucht, en daarmee ook de laatste poging, is het begin van het einde.
In zijn conclusie gaat Svevo akkoord met Macario, die het fatalisme van Een leven in één zin weet te vatten: ‘Men sterft in precies dezelfde toestand als men geboren wordt, met handen als organen om vast te grijpen, of handen die ongeschikt zijn om iets vast te houden.’ Alfonso, een onaangepast mens, was niet in staat om zich vast te houden aan wat hem dierbaar was. Alweer ‘een leven’ ten einde gelopen door de onzichtbare hand – die van de markt of die van de dood, het is maar hoe je het bekijkt.
Recensie van Een leven door Emiel Roothooft
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.