In een poging zich een voorstelling van de toekomst te maken, stelde de Duitse filosoof Peter Sloterdijk ooit de vraag voor wie we over vijftig jaar standbeelden neer zouden zetten. Laten we in deze duistere tijden eens optimistisch zijn en ons de Lage Landen in 2069 voorstellen die niet grotendeels onder de zeespiegel zijn verdwenen, die niet gebukt gaat onder raciale uitsluiting, economische uitbuiting en seksisme en waarin mensen zonder meer toegang hebben tot bestaansvoorwaarden als zorg, huisvesting en kennis. Vermoedelijk worden er in die Lage Landen helemaal geen standbeelden opgericht, maar ze zullen evengoed een aantal voorouders hebben tot wier leven en werk de dan bestaande consensus over wat een goede samenleving is, teruggevoerd wordt.
Ik wil hier een moeder van die Lage Landen voorstellen, of misschien beter: een grootmoeder. Want ik denk dat iedereen die naar mijn gedroomde Lage Landen verlangt het leven en werk van Ria de Korte (1901-1988) zal ervaren als een frisse wind die ons uit het verleden in het gezicht waait en ons toeblaast naar een betere toekomst. We mogen dus dankbaar zijn dat Bart de Cort, ooit verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en inmiddels zelfstandig auteur, een boek heeft samengesteld waarin we met het leven en werk van Ria de Korte kennis kunnen maken.
Weerbaar
Laten we beginnen met het leven – want dat is me er een geweest. De Kortes ouders bedreven een banketbakkerij en lieten hun dochter niet alleen naar de Hogere Burger School gaan, ze kon ook een van de eerste leden van het Nederlandse Meisjesgilde worden, dat was opgericht omdat de reguliere padvindersverenigingen meisjes buitensloten. Daarmee werd een stevig fundament gelegd, want De Kortes verdere leven getuigt van veel eigenzinnigheid, ondernemingslust en bovenal weerbaarheid.
Aanvankelijk werkte ze voor een verzekeringsmaatschappij, maar op haar dertigste richtte ze samen met haar man Albert Elias Fransman een instituut op voor ‘fysische therapie, heilgymnastiek en massage’. De Korte liet zich in het buitenland scholen op het gebied van schoonheids- en voetverzorging, wat tot het aanbod van het instituut ging behoren. De Korte en haar man runden ook nog een kleuterschool. Uit het huwelijk kwam in 1932 een dochter voort, die De Korte grotendeels alleen heeft opgevoed: haar huwelijk strandde in 1938 en Fransman vertrok naar de VS, zonder financiële verantwoordelijkheid te nemen. De Korte zette het instituut in haar eentje voort.
Alsof dat nog allemaal niet genoeg was, engageerde De Korte zich ook in de politiek. Ze werd lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en bestierde het tijdschrift van de linkervleugel van de partij. Na de splitsing van de SDAP in 1932 en de oprichting van de Onafhankelijke Socialistische Partij beheerde De Korte de administratie van het OSP-tijdschrift De Fakkel en was ze actief binnen de jongerenorganisatie. Weer later was ze lid van de Bond van Revolutionaire Socialisten. Toen na de machtsovername van de nazi’s veel socialisten van Duitsland naar Nederland vluchtten, hielp ze met de organisatie van de opvang. De Centrale Inlichtingendienst, voorloper van de AIVD, had haar inmiddels als ‘links-extremistische persoon’ in het vizier.
Tijdens de bezetting maakte De Korte deel uit van een socialistische verzetsgroep en werkte ze mee aan het illegale tijdschrift De Vonk. Om haar dochter te beschermen, die vanwege haar joodse vader toch al groot gevaar liep, bracht ze haar onder op een onderduikadres in Friesland. In de lente van 1944 werd De Korte gearresteerd en kwam ze via Kamp Vught terecht in het concentratiekamp in Ravensbrück, waar ze tot september 1944 gevangen werd gehouden. In de laatste fase van de oorlog werd ze gedwongen mee te lopen in de zogenaamde ‘dodenmarsen’ en werd ze steeds weer in veewagons op transport gesteld. Over haar ervaringen tijdens die transporten schreef ze vlak na de oorlog een aantal indringende artikelen in het socialistische tijdschrift De Vlam.
Rood en rouge bevat een foto van De Korte, gemaakt in mei 1945 in Malmö, waar ze door het Rode Kruis was opgevangen. Hoewel het leed dat haar is aangedaan in haar gezicht gegrift staat, ken ik weinig portretten waar zo’n kalme onverzettelijkheid uit spreekt. Die onverzettelijkheid blijkt ook uit de manier waarop De Korte na de oorlog haar leven weer opbouwde. Haar instituut bloeide op tot het centrale instituut voor schoonheidsspecialisten in Nederland. Ze leidde de belangrijkste vakorganisaties en maakte zich sterk voor een professionalisering, onder meer door een volwaardige opleiding voor schoonheidsspecialisten op te richten. In 1963 werd ze president van het Comité International d’Esthétique et de Cosmétologie, overigens als eerste vrouw.
Ook haar politieke engagement zette De Korte na de oorlog voort. Ze werd lid van de Partij van de Arbeid (PvdA), nam zitting in het bestuur van een pressiegroep die de pas opgerichte partij een zo links mogelijke koers wilde doen varen en zo een alternatief zou bieden voor het stalinistische communisme. In 1947 verliet ze de partij, uit weerzin over de koloniale oorlog die Drees in Indonesië voerde. Op dat moment was ze al uitgegroeid tot een belangrijke figuur binnen de eveneens net opgerichte Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH), een organisatie die na de oorlog baanbrekend werk verrichtte op het gebied van seksuele voorlichting. En ze schreef, eerst dus voor De Vlam, later voor Verstandig Ouderschap, het tijdschrift van de NVSH, en een aantal gedichten waarin ze haar ervaringen in de concentratiekampen heeft verwerkt.
Vorm
In de gedichten en de latere essays in Verstandig Ouderschap kiest De Korte voor conventionele vormen. Historisch zijn het belangrijke documenten; de essays zijn bovendien een indrukwekkende getuigenis van De Kortes progressieve ambities, niet alleen op politiek en cultureel, maar ook op relationeel gebied. Ze verzet zich tegen het patriarchale huwelijksrecht, tegen ongelijke lonen en tegen praktijken die we nu onder #MeToo zouden categoriseren, maar ze geeft ook nuchtere tips hoe je een huwelijk seksueel bruisend houdt (de belangrijkste: aparte slaapkamers) en moedigt mensen op een innemende manier aan consultatiebureaus te bezoeken.
Toch maakten de teksten voor De Vlam op mij de meeste indruk. Dat heeft allereerst te maken met de literaire vrijheid die De Korte zich in deze teksten permitteert. Meestal schrijft ze in de eerste persoon, maar die persoon heeft een steeds wisselende identiteit: soms is het een man, soms een kind, soms lijkt De Korte zelf aan het woord. Veel van de iets langere stukken zijn geschreven in naam van de allegorisch aandoende ‘Moeder Moed’, wier biografie wel raakvlakken heeft met die van De Korte, maar die als moeder en huisvrouw een veel conventionelere positie heeft. Ook maakt ze veelvuldig gebruik van de dialoogvorm – enkele stukken bestaan zelfs geheel uit dialoog – en wisselt ze essayistische passages met verhalende stukken af.
Het levert levendige teksten op waarin De Korte op een effectieve manier het sociale en maatschappelijke onrecht van net na de Tweede Wereldoorlog aan de kaak weet te stellen. Het gaat over woningnood, schaarste, over banken die spaartegoeden van oorlogsslachtoffers niet aan hun nabestaanden willen toekennen, over energiebedrijven die geld vorderen van mensen die uit hun huis gezet zijn, over arbeiders die vanwege hun antifascistische houding ontslagen zijn en niet meer aan de bak komen. Ze schrijft echter ook over persoonlijker onderwerpen, niet in de laatste plaats de frustraties die het combineren van maatschappelijk activisme met een liefdesleven en het moederschap met zich meebrengt.
De Kortes stukken voor De Vlam hebben een politieke strekking die we in onze tijd intersectioneel zouden noemen: feministische standpunten worden gecombineerd met overwegingen die betrekking hebben op klasse en op sommige momenten ook met een antikoloniale houding. Een imponerend voorbeeld is een stuk uit 1946, waarin ze reageert op een artikel in De Groene Amsterdammer. Daarin werd betoogd om een mannelijke voogd aan te stellen in gezinnen waarvan de man voor de krijgsdienst naar Indonesië is vertrokken. De Korte voert zowel een feministisch als een antikoloniaal bezwaar aan, namelijk dat vaders in de rol van opvoeders geenszins onmisbaar zijn en dat Nederlandse mannen in Indonesië sowieso niets te zoeken hebben. Vervolgens kaart ze aan dat de veronderstelde seksuele onthouding van vrouwen van uitgezonden soldaten, die de auteur van het stuk in de Groene nadrukkelijk als vanzelfsprekend had beschouwd, een maatschappelijk probleem is dat ‘onze gehele maatschappijvorm raakt’.
Intrigerend is nu dat deze overwegingen gepresenteerd worden als resultaat van een discussie tussen de auteur van het stuk, de getrouwde moeder die onder de naam Moeder Moed publiceert, en haar echtgenoot. Aan het slot doen ook de kinderen aan de discussie mee en willen zeker weten dat hun vader zou weigeren naar Indonesië te gaan. Door te kiezen voor een literaire schriftuur in plaats van een betogende maakt De Korte nadrukkelijk duidelijk dat emancipatie voortkomt uit dialoog, uit saamhorigheid – uit een gemeenschap, zogezegd.
Dat in een dergelijke gemeenschap feministische opvattingen ook tot conflicten kunnen voeren, maakt De Korte evengoed duidelijk. In een beschrijving van een reis naar Friesland laat ze Moeder Moed nadrukkelijk haar ongenoegen uiten over de manier waarop manlief haar volledig verantwoordelijk maakt voor de zorg voor de kinderen. Een ruzie over de prioriteiten bij het kopen van kleding – in 1946 nog op de bon – komt ook aan bod. Maar dergelijke conflicten hoeven de gemeenschap niet aan te tasten, sterker nog: ze zijn juist er juist een voorwaarde voor. Als een lezeres van De Vlam Moeder Moed in een ingezonden brief terechtwijst omdat ze zo op haar man zou inhakken, schrijft De Korte een reactie waarin Moeder Moed de brief met haar man bespreekt. Moeder Moed wil het bijltje erbij neergooien, maar haar man moedigt haar aan om door te gaan en stelt dat conflicten tussen mannen en vrouwen in alle openheid besproken dienen te worden.
Een plaats in de canon
Ik ken weinig auteurs die met zulke eenvoudige, maar toch doeltreffende literaire middelen duidelijk kunnen maken wat solidariteit is. Ik ken weinig mensen als Ria de Korte. Het is een vreemde zaak dat het boek van De Cort als imprint van Amazon moest verschijnen. Feminisme in de Lage Landen is sinds een aantal jaren weer alive and kicking en zeker het feminisme zoals De Korte dat heeft uitgedragen en nageleefd: een feminisme dat zich allieert met antiracisme, klassenstrijd en andere vormen van emancipatie, een feminisme ook waarin de autonomie van, en de zorg voor het vrouwelijke lichaam centraal staat.
Ik weet dat uitgevers nog altijd liever Nico Dijkshoorn en P.F. Thomése uitgeven dan zich te wagen aan emancipatoire politiek, maar Ria de Korte moet een volwaardige biografie en een wetenschappelijk verantwoord, geannoteerd verzameld werk krijgen. Onder de vele feministische auteurs die zich de afgelopen jaren gemanifesteerd hebben, is er vast wel één te vinden die ervoor warm loopt. Potentiële lezers zijn er te over. En als we de voorouders van socialere en rechtvaardigere Lage Landen niet leren kennen, zullen onze kinderen er nooit hun thuis van kunnen maken.
Recensie: Rood en rouge. Leven en werk van Ria de Korte 1901-1988, links-socialiste, schoonheidsspecialiste, pleitster voor seksuele hervorming van Bart de Cort door Gijsbert Pols.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.