Proza, Recensies

The Antwerp Dream

Rozeke

Guillaume Van der Stighelen

De jaren zestig van de negentiende eeuw. De skyline van Antwerpen is een gekarteld blad van terrils en hoogovens, metaalfabrieken en weverijen. De bevolkingsgroei is niet bij te houden en mensen leven vaak met tientallen gezinnen in een paar oude rijhuizen. Epidemieën volgen elkaar in rap tempo op. Cholera, de blauwe dood, jaagt de mensen uit de stad, maar daarna komen diezelfde mensen eens zo gretig terug. Toch breekt er vooral een tijd van vrede en vooruitgang aan. België is een paar decennia even niet het slagveld van Europa, maar een plek waar techniek en handel hoogtij vieren en sommigen heel rijk worden. Op het einde van de lange negentiende eeuw zal het kleine België de op vier na grootste economie ter wereld zijn1.

Het is in die wereld dat Gwillem Van der Stighelen, overgrootvader van de schrijver, geboren wordt. Gwillems vader is blikslager. Hij voorziet Antwerpse stadspaleizen van koperen en zinken daken, totdat een paard op zijn teen gaat staan. Omdat Gwillems vader de wonde niet verzorgt en niet meer kan werken, raakt het gezin Van der Stighelen aan lagerwal. Gwillems vader drinkt jenever en zijn moeder huilt, terwijl Gwillem zelf Baudelaire leest en naar de boerendochters gluurt. Van de chique toekomst die zijn ouders voor hem hadden voorzien – zijn vader droomde dat hij zou studeren en magistraat zou worden – blijft weinig over. Gelukkig behoort Gwillem zelf tot de ondernemende soort.

 

Reclame maken

 

Guillaume Van der Stighelen – de schrijver, niet de hoofdpersoon – is een van de bekendste reclamemakers van België. In 1994 richtte hij mee het reclamebureau Duval Guillaume op. Nadat hij in 2011 uit de reclamewereld stapte, legde Van der Stighelen zich voornamelijk toe op het schrijven van columns en non-fictie. Daar komt nu zijn eerste roman bij, Rozeke, het (losjes) op waargebeurde feiten gebaseerde verhaal van zijn overgrootvader, eveneens Guillaume Van der Stighelen genaamd, die Antwerpen het wonder van stromend water schonk en met zijn bedrijf stinkend rijk werd.

Je zou denken dat Van der Stighelen met zijn achtergrond in het bedrijfsleven de troeven in handen heeft om ondernemerschap op een frisse manier in fictie te gieten. Of blijft hij toch vooral een verkoper en geen echte schrijver, wat dat ook mag betekenen? In een interview in De Standaard Der Letteren (11/02/2023) vertelt Van der Stighelen openhartig over zijn familie en de totstandkoming van Rozeke. ‘Zelf ken ik te weinig van literatuur om te kunnen zeggen of een boek al dan niet literair is. […] Ik laat de recensenten met plezier uitmaken of Rozeke een voltreffer is of niet.’ Welaan dan.

 

Self-made man

 

Stand en klasse zijn terugkerende thema’s in Rozeke. Gwillem begint onderaan de ladder, als zoon van een verarmd ambachtsgezin, en werkt zich omhoog door het vernuft en de ambitie die hij aan de dag legt, een soort American dream in Antwerpen. Zoals wel vaker het geval is bij dat type self-made men, blijkt Gwillem echter vooral de right man in the right place. De dokter die zijn vader verzorgt, fluistert hem een handige nieuwe wereldvisie in: ‘In mooi ronkende Vlaamse zinnen vertelt de dokter dat elk mens de mogelijkheid moet krijgen zichzelf te ontwikkelen. Niet door braaf in de pas te lopen en te worden wat de grote instanties dicteren, maar door op zoek te gaan naar de eigen drijfveer.’ Diezelfde mentorfiguur plant eveneens het zaadje voor Gwillems toekomstige sanitaire imperium. Stromend water is echter niet waar de Antwerpenaar op zit te wachten. Gens des bains, gens malsains ! gaat het gezegde. In bad gaan is voor zieke mensen, maar daar komt langzaamaan verandering in. Met zijn groeiende succes meet Gwillem zichzelf ook een nieuwe naam aan: Guillaume. ‘Een mens moet vooruit in het leven.’

 

Schoon Vlaams

 

Om te debuteren met een vuistdik historisch familie-epos als Rozeke moet je schrijven alsof het niets kost. Van der Stighelen heeft, dat zal niemand verbazen, een vlotte pen. Sommige beelden of aanduidingen worden echter te vaak herhaald voor een oplettende lezer. Van der Stighelen herinnert de lezer er regelmatig aan: ‘Alle huizen in de stad worden ooit aangesloten op een buizensysteem waar schoon water door loopt.’ Of: ‘Guillaume heeft wel op tijd de rug gerecht, dat hebben anderen niet voor hem gedaan. Dat heeft hij zelf moeten doen.’ Maar op andere momenten kruipt er iets in Van der Stighelens stem dat een grote verteller doet vermoeden:

Hij heeft toch niets te zeggen. Wat valt er trouwens te zeggen. Dat zijn vader de hele dag op de sofa ligt en zaagt om een jeneverke, want och God, het doet zo’n zeer. Dat zijn moeder alles opnieuw strijkt wat haar schoonmoeder heeft gestreken. Dat de vloer aan het slijten is van haar geveeg. Dat ze zegt dat ze boven iets vergeten is, en ze haar dan horen huilen tot beneden.

De personages in Rozeke spreken Vlaams. In de Kempense hoofdstukken is dat zelfs niet het verkavelingsvlaams dat televisiekijkend Vlaanderen gewend is, maar onversneden Noorderkempens. Misschien alleen bij Felix Timmermans zal je ook zinnen lezen als ‘Alles wa die mensen bij hemme is zeikend nat’. Zelfs door streekgenoten Leo Pleysier en Walter van den Broeck wordt het Turnhouts niet zo fonetisch neergeschreven als: ‘Eet nu nen botram.’ Die keuzes, die vooral beperkt zijn tot de eerste hoofdstukken waarin Gwillem bij zijn grootmoeder in Kasterlee verblijft, zijn soms iets té charmant naar mijn smaak. Een van de gasten van Guillaumes grootmoeder zegt daarover: ‘Maar een taal heeft behoefte aan dichters die de schoonheid uit hun taal weten te halen. Als zij, Vlamingen, zelf niet het schone in hun taal zien, wie gaat het dan wel doen?’ Ochottekes ochere, ’t is al goed.

 

Dikkenekkenstad

 

Meer nog dan Gwillem of Guillaume is Antwerpen het hoofdpersonage van Rozeke. Van de Ossenmarkt tot de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, van het strand van Sint-Anneke tot de Keyserlei, ze worden in geuren en kleuren beschreven. Guillaume wil zijn twee zonen in Duitsland en Engeland laten studeren, maar komt op die beslissing terug, want in Antwerpen valt er meer te leren dan in Heidelberg of Londen. ‘Hier begint en eindigt de wereld. Wie rijk wil worden moet hier zijn. De Hollanders, de Fransen, de Engelsen en zelfs de Duitsers met al hun pretentie komen naar hier, omdat ze weten dat hier de lamp brandt.’

Antwerpen heeft de grootste haven van Europa en de stad maakt in de tijdspanne van Rozeke een explosie van vooruitgang en bevolkingsaantal mee. De oude Brialmontomwalling wordt afgebroken, de zuiderdokken aangelegd, de ruien overwelfd. Kronkelende middeleeuwse straatjes verdwijnen en in de plaats ervan komen brede boulevards. Zelfs de Schelde wordt rechtgetrokken. Ook toen al was Antwerpen echter gefascineerd door zijn eigen glorieuze verleden: voor de wereldtentoonstelling van 1894 wordt het Antwerpen uit de Gouden Zestiende Eeuw nagebouwd uit bordkarton en plaaster. Guillaume mag er zijn sanitaire “tronen” etaleren: uitvoerig gedecoreerde wc-potten voor het comfort van de vermogende achtersten. Zelfs de Belgische koning Leopold II, die in Rozeke wordt afgeschilderd als een aimabele man, komt van zijn latrine gebruikmaken. De inspiratie voor de wereldtentoonstelling vond Van der Stighelen wellicht bij George Jennings, een Britse loodgieter en ingenieur die de stortbak uitvond, en daarmee meteen ook de moderne wc. Jennings maakte het watercloset bekend bij het grote publiek tijdens de allereerste wereldtentoonstelling in Londen (1851), ruim veertig jaar voor Guillaume dus.

Dat met geen woord gerept wordt over de misdaden van de Roi-Bâtisseur in Congo-Vrijstaat, waarvoor we Leopold II vandaag kennen, is historisch accuraat. Het is confronterend, maar ook verfrissend, om een historische roman te lezen waarin de personages geen eigentijdse moraliteit aan de dag leggen. Stemrecht voor vrouwen was een hysterisch idee, racisme was doodnormaal, mensen van kleur worden ‘wilden’ of erger genoemd door alle personages in het boek. Dat het brengen van beschaving en geloof rechtvaardiging genoeg was voor een mensonterend koloniaal regime, wordt in de wereld van Rozeke niet betwist. Die geschiedenisles is leerrijk, maar kan een moderne lezer voor de borst stoten.

 

Buizen leggen, geld verdienen

 

Sommige personages in Rozeke zijn flinterdun. Twee in het bijzonder zijn weinig meer dan ‘de veelvraat’ en ‘de moppentapper’. Het spraakgebrek van Guillaumes zoon wordt in de verf gezet door de ‘r’ in de ‘j’ te veranderen wanneer hij spreekt, spjaakgebjek dus. Dat is wellicht grappig bedoeld, maar net als lachen met dikke mensen die taart eten is het flauw bij de eerste opvoering en irritant bij de twintigste.

Ook Guillaume zelf ontsnapt niet aan de karikatuur. Wanneer hij, ondertussen al over de zestig, hoort dat de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken, vraagt hij zich meteen af of hij daardoor meer kachelbuizen kan verkopen. De mensen willen het immers warm hebben in hun schuilkelders. Guillaume wordt door zijn vrouw en zijn zonen als een harteloze geldwolf gezien, en als lezer word je daar grotendeels in meegenomen. Na jaren van groeiende bitterheid tegenover zijn familieleden, die hij stuk voor stuk incapabele nietsnutten en slappelingen vindt, leeft Guillaume plots op wanneer hij weer zaken kan doen. Ook de ‘duistere’ episodes waarin Guillaume zichzelf kortstondig aan de drank verliest, voelen niet helemaal realistisch aan. Van der Stighelen werkt die passages snel af, alsof hij de donkere kant van zijn held niet interessant genoeg vindt, want net zo plots staat Guillaume weer op zijn benen en doet hij verder met wat hem wel deert: buizen leggen, geld verdienen.

 

Wat hij doet, doet de duivel goed

 

Het motto van Baudelaire ‘Le diable fait toujours bien tout ce qu’il fait’ (Les Fleurs du mal, 1857) komt meerdere keren voor in Rozeke. Guillaume vindt dat de leuze vooral slaat op zijn familie, de samenleving en zijn concurrenten, die hem allemaal de duivel aandoen. Maar de echte duivel zit ‘m in de toenemende afstand die Guillaumes houding schept tussen hem en zijn familie. Als een echte Scrooge, de vrek uit Charles Dickens’ A Christmas Carol (1843), telt Guillaume zijn centen en zet hij constructies op om het geld uit de handen te houden van zijn spilzieke schoondochters, zijn lamzakken van zonen, en zijn barmhartige vrouw.

Guillaume eindigt verbitterd en alleen. Dat wist de lezer al vanaf het eerste hoofdstuk, dat een vooruitblik is naar een hoogbejaarde Guillaume in het rusthuis. Ondanks zijn karikaturale trekjes, zijn onhebbelijkheden en zijn individualistische wereldblik, kan je het niet helpen sympathie te voelen voor de man die zijn hele leven wroette in de stront van een ander om zichzelf en zijn stad te verheffen uit armoede en ziekte. Rozeke is een historisch familie-epos waarin niet alle personages geloofwaardig overkomen, maar het Antwerpen van de belle époque staat als een huis. Guillaume Van der Stighelen is, net zoals zijn overgrootvader, een vakman. Of ze nu wc-potten installeren, reclame maken, of romans schrijven: het werk zal grondig gedaan zijn.

 

Bronvermelding

Kristof Smeyers & Erik Buyst, Het gestolde land: een economische geschiedenis van België (2016)

Manteau, Antwerpen, 2023

Geplaatst op 18/04/2023

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

  1. Peeters Greta

    Heb het koude , grijze weer omarmd met dit prachtige boek in de zetel in een warme , knusse hoek. Het was genieten !!

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.