Schrijven over vuurtorens heeft iets gevaarlijks. Als eenzame bolwerken aan zee zijn ze zo nadrukkelijk poëtisch, zo geschikt als literair motief, dat het voor de schrijver een penibele oefening is om niet in clichés te vervallen. Het is wat dat betreft een beetje zoals een zwart-witfilm maken in de eenentwintigste eeuw: je moet er goede redenen voor hebben, want het feit dat zwart-witbeelden eenvoudigweg mooi zijn is onvoldoende. Regisseur Robert Eggers liet zich daardoor overigens geenszins afschrikken: in 2019 bracht hij The Lighthouse uit: een film over een vuurtoren, volledig in zwart-wit.
Ook in Vuurtorenberichten (2021) is de Mexicaanse schrijver Jazmina Barrera zich heel goed bewust van de connotaties van haar onderwerp. Meteen al in het eerste deel van haar boek klinkt het:
Ik neem ook afscheid van de smaak van mijn tijd, want vuurtorens zijn vandaag de dag bijna romantische, sublieme figuren, en ‘romantisch’ en ‘subliem’ zijn twee termen die allang uit de mode zijn. Het is moeilijk om onderwerpen aan te halen die met vuurtorens geassocieerd worden: eenzaamheid en waanzin. Wie het waagt moet aanvaarden dat hij voor ouderwets versleten kan worden.
Een goede honderd bladzijden verder blijkt dat ouderwetse in elk geval niet aan de hand. Vuurtorenberichten is in heel wat opzichten net bijzonder eigentijds.
Essaybundel, roman, autobiografische non-fictie of gefictionaliseerde autobiografie − Vuurtorenberichten is het allemaal en is tegelijk geen van dat alles. Om alleen al die reden sluit het boek goed aan bij een tendens in de literatuur vandaag. Het veelvuldig gebruik van de hybride vorm en vaak ook persoonsgedreven essayistiek vermengd met fictie, waar veel schrijvers zich aan wagen, is wellicht gedreven door vraagstukken rond waarheid en identiteit. Daarbij moet meteen een eerste kanttekening geformuleerd worden: als Vuurtorenberichten eigentijds is, dan wel binnen het afgebakende domein van de literatuur en de kunst. Want de manier waarop Barrera kijkt, noteert en formuleert, is niet de alledaagse reproductie van de werkelijkheid zoals ze gewoonlijk wordt geleefd − dat is te danken aan de taal en aan het ritme, waarop ze van gedachte naar gedachte gaat.
Vaak gaat het om gedachten over vuurtorens, want Vuurtorenberichten is een titel die de lading dekt. Boven elk van de zes boekdelen staat de naam van zo’n exemplaar. Drie ervan staan in New York, de andere in Oregon, Noord-Spanje en Normandië.
De vuurtorens vormen de spil waarrond elk hoofdstuk (sommigen hebben het over ‘essays’, maar daarvoor zijn ze volgens mij te weinig op zichzelf te lezen) draait. De verteller geeft iets mee van hoe haar bezoek aan de vuurtoren verlopen is: soms gaat het om een daguitstap met de metro en de bus vanuit New York City, dan weer om een hele Frankrijkreis als ze een tante gaat bezoeken. In het eerste deel van Vuurtorenberichten verblijft Barrera in een literair hotel in Newport, Oregon, waar de gastenkamers zijn gewijd aan grootheden als Herman Melville, William Shakespeare en Virginia Woolf. Omdat de kamer van die laatste al bezet is, belandt de schrijver in het wat lugubere vertrek genoemd naar de Amerikaanse auteur Edgar Allan Poe. Het is meteen ook de gelegenheid om To The Lighthouse (1927) van Woolf aan te halen, net als Poe’s laatste, onvoltooide werk uit 1849 over een vuurtorenwachter.
Het eerste hoofdstuk zet meteen de toon voor hoe Barrera te werk gaat: voor haar zoekende montage van feiten, observaties en gedachtespinsels over vuurtorens put ze in de eerste plaats uit boeken. Zo merkt ze op dat ‘de ervaringen van anderen op papier heel vaak veel dichterbij [aanvoelen] dan wat ik in levenden lijve heb ervaren’. Elders heeft ze het over verlangens die soms beter onbevredigd blijven, omdat er weinig overblijft als de verwachting helemaal zou worden ingelost − en inderdaad zijn de verslagen van haar uitstappen en reizen meestal veel prozaïscher dan de citaten uit het werk van anderen. Of beter gezegd: ze zijn prozaïscher dan de manier waarop zij die teksten en geschiedenissen samenbrengt en overbrengt, met de passie en de ernst van de verzamelaar, het type mens waartoe ze zichzelf best wil rekenen (‘Wat verzamelingen betreft ben ik een hopeloos geval’). Haar grootste verzameling, geeft ze meteen wel mee, zijn boeken; en omdat je vuurtorens niet écht verzamelen kan, alleen − via een omweg − de ervaringen en indrukken ervan, hoeft het niet te verwonderen dat haar verzameling de vorm van een boek heeft aangenomen.
Barrera’s verzameling vuurtorens staat bol van de interessante historische feiten, inzichten over mens, natuur en tijd, beeldende metaforen en poëtische associaties. Vuurtorenberichten is daarom zeker lezenswaardig − vermoedelijk meer dan één keer. Een leuke extra is de bibliografie, waarvan de titels en auteursnamen doen dromen van vele dagen leesplezier in een verwant vuurtorenuniversum. Barrera woont en werkt in Mexico-Stad, en in haar verzameling boeken is zowel de westerse canon als de Latijns-Amerikaanse literatuur bijzonder goed vertegenwoordigd. Angelsaksische auteurs gaan met de meeste aandacht lopen, maar worden aangevuld met referenties aan heel wat Spaanstalige schrijvers. Het zorgt voor een rijkdom die in de literatuur uit onze streken zelden terug te vinden is.
Ook opvallend zijn de foto’s van aan vuurtorens gelinkte zaken (logboek, postkaart, tekening, et cetera) aan het begin van elk hoofdstuk: de Nederlandse uitgever Karaat nam ze over uit de eerste editie van het boek, dat verscheen bij het Mexicaanse Fondo Editorial Tierra Adentro. Toch blijft de meerwaarde ervan onduidelijk. De stijl en de plaatsing van de foto’s doen denken aan de polaroid-prints in Charlotte Van den Broecks Waagstukken (2019), waarin ze door hun nette, één-op-één illustratieve functie weinig toevoegen en niet interageren met de tekst. Doordat ze aan de tekst voorafgaan zijn de foto’s eerder opsmuk dan bewijsstuk. En net zoals de polaroids uit Waagstukken hebben ook deze afbeeldingen, vaak flou aan de rand, iets kitscherigs in de manier waarop ze ouderdom proberen vatten maar daar niet in slagen: het patina overleeft de digitale filter niet.
Joep Harmsen en Merijn Verhulst leverden een mooie en vlot leesbare vertaling, waarbij ze zich vermoedelijk een tijd over de titel moesten buigen. De ‘cuaderno’ uit Cuaderno de faros, in het Spaans, betekent ‘logboek’ of ‘notitieboekje’, en verwijst naar de vorm die Barrera in het boek hanteert. Vuurtorenberichten bestaat immers uit korte stukken tekst, afwisselend reisverhaal, geschiedschrijving en filosofische reflectie, die gescheiden worden door een asterisk. Tijd en ruimte worden door elkaar gehusseld, gebeurtenissen uit de context gehaald; in medias res en soms onaf, zoals dat in notitieboeken het geval is.
Het resultaat is een nevenschikking zonder oordeel, waarbij in de compositie wel met associaties en contrasten wordt gespeeld. De essayistische kracht van het werk wordt soms wat nadrukkelijk gezocht in dat effectbejag van na elkaar plaatsen en associëren. Bij het lezen vroeg ik me meer dan eens af: wat als Barrera wél een poging had gedaan om die korte stukken te verbinden? Misschien zou dat een resultaat hebben opgeleverd dat nog spannender geweest was dan de verknipte montage en de soms vergezochte poëzie van de juxtapositie, die hier en daar wat gemakzuchtig aandoet. Temeer omdat ze me in de stukken waar langer doorgaat op − bijvoorbeeld – de lenzen van de vuurtorens of de geschiedenis van het licht, geen moment verliest. Het zijn de sterkste én meest essayistische passages in het boek.
Ook voor veel van Barrera’s generatiegenoten blijkt de asterisk of de witruimte een geliefd instrument in romans of, even vaak, literaire tussenvormen zoals deze. Valeria Luiselli’s Valse papieren (2012) is daarvan een voorbeeld. De jaren (2020) van Annie Ernaux (1940) daarentegen, dat uitsluitend uit alinea’s en witregels bestaat, zonder zelfs de ordening van hoofdstuktitels, werkt vreemd genoeg weer op een heel andere manier. Ondanks de fragmentatie is De jaren dwingender: wellicht omwille van de beelden en de fenomenale zinnen, maar misschien ook omdat de witruimte altijd een temporele pauze is in een chronologisch voortschrijdend verloop − waarbij je je als lezer plots realiseert dat je niet echt kan weten wat er in de tussentijd gebeurd is. Alleen maar dat we nu op dit moment zijn aanbeland. Het is volop constructie, maar het lijkt de enige mogelijke te zijn.
In het zesde deel van Vuurtorenberichten verandert dan weer de vorm. Een kopje ‘REISBERICHTEN’ kondigt een meer expliciete wijze van notities schrijven aan. De verteller besluit om een dagboek bij te houden, ook al heeft ze ‘geen idee’ hoe je dat doet. Ook dat niet-weten is kernmerkend voor veel hedendaagse schrijvers, die nochtans duidelijk veel te vertellen hebben. Het verlangen naar een antidotum voor pretentie, waarheidsaanspraken en een al te groot verhaal is begrijpelijk, en voor kunstenaars is het vaak een open zoektocht naar hoe je dat niet-weten in het werk verwerkt. Bespiegelingen zoals deze, die nochtans wel lijken te raken aan een fundamentele twijfel aan het schrijven en het project zelf, doen echter niet veel meer dan die gedachte op papier reproduceren − een beetje, zo lijkt het dan wel, om het toch maar te hebben gezegd:
Ik vraag me af of ook ik op iets wacht in deze toren. Ik zou niet weten waarop. Misschien is waar ik écht op wacht (en ik weet al niet meer of het een verwachting of een hoop is) dat er niets gebeurt.
Het citaat komt uit het vierde hoofdstuk, maar de vorm die zich natuurlijk bij uitstek tot persoonlijke ontboezemingen leent is die van het dagboek. In die zin is het geen verrassing dat Vuurtorenberichten vooral in het laatste deel (de ‘reisberichten’) de persoonlijke kant op gaat. Steeds meer treedt de verteller op de voorgrond: de fascinatie wordt belangrijker dan de vuurtoren, ze wordt gepsychologiseerd en uiteindelijk haast teruggebracht tot die van de verteller zelf. Zo ontstaat er iets als een verklaring voor de verzameling die de schrijver heeft gemaakt, geassembleerd, gedeeld. Dat had eigenlijk niet gehoeven. De verzameling als baken is op dat moment allang een helder, intrigerend beeld, waarvoor een oneindig aantal redenen te bedenken is.
Recensie: Vuurtorenberichten van Jazmina Barrera door Lennert de Vroey
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.