Disclaimer: In deze tekst komen seksistische termen voor.
De Reactor streeft ernaar een inclusief platform te zijn. De Reactor is kritisch over de literatuur die zij recenseert en heeft de beslissing genomen om niet te censureren maar kritisch te beschouwen. Daarom geeft De Reactor het aan wanneer er in een tekst taal voorkomt die in een inclusief en divers wereldbeeld problematisch is. Ben je benieuwd naar een inclusief beleid op taalgebruik, download dan hier de handreiking van Codedi.
Na twee chapbooks, verschillende virale gedichten, een aanstelling als eerste Young People’s Laureate van Londen én een samenwerking met Beyoncé voor haar album Lemonade (2016), is daar dan eindelijk de eerste volledige poëziebundel van Warsan Shire: Bless the Daughter Raised by a Voice in her Head, door Radna Fabias naar het Nederlands vertaald als Zegen de dochter. Shire houdt kennelijk van lange titels: haar chapbook uit 2011 heet Teaching My Mother How to Give Birth. Zoals deze paradoxale titels daarnaast aangeven, worden Shires gedichten vooral bevolkt door dochters en moeders die in een ingewikkelde verhouding tot elkaar staan: wie voedt wie nu op? Ze schrijft over de schaamte die bij opgroeien komt kijken onder patriarchale condities, het keurslijf waarin meisjes worden geperst, en over subtiele vormen van verzet.
Geheel nieuw is de bundel niet: in Zegen de dochter zijn verschillende gedichten uit haar chapbooks in herschreven vorm opgenomen. Vaak gaat het in die herschrijving om het weglaten van al te expliciete strofes, zoals in het gedicht ‘Zegen de sharmuto’ (Arabisch voor ‘slet’), waarin specifieke informatie over een oudere zus die de echtgenoot van de buurvrouw had ‘gestolen’ wordt weggelaten, om zo een iets suggestievere schets van haar nachtelijke bezigheden te creëren. In die zin is Shire gegroeid als dichter: ze verstaat de kunst van het weglaten. Eén vorm van weglating is daarbij opvallend en raadselachtig: de rol van de moeder, haar blik en handelswijze, is consequent uit de oude gedichten weggeschreven. Regels als ‘In the car, my mother stares at me’ en ‘You are her mother. / Why did you not warn her’ zijn niet terug te vinden in de nieuwe versies. De verantwoording achter die keuze is giswerk, maar het effect is wel dat moeder en dochter meer ruimte krijgen om in de gedichten los van elkaar vorm te vatten.
Betekenisvol is de keuze om naast het Engelse woord voor moeder in Zegen de dochter het Somalische woord, ‘hooyo’, te gebruiken. Shire werd geboren in Kenia als kind van Somalische ouders, groeide op in het Verenigd Koninkrijk en woont nu vooral in de Verenigde Staten. De keuze voor haar moedertaal creëert een intieme relatie met de moeder. Hooyo is zorgend en liefdevol, ziet feilloos wat haar kinderen nodig hebben, wordt zelfs heilig verklaard, maar tegelijkertijd zit daar ook de afstand in: ze is ‘Godin van de afwezigheid, Heilige Moeder, / Onze-Lieve-Vrouw van kinderen / Bij Vreemden Achterlaten’; ‘Ons hemellichaam in de verte, onze koude baarmoeder’. Die dubbelzinnige heiligverklaring klinkt in veel gedichten door, ook als de moeder zelf spreekt, en wordt versterkt door talige barrières:
Waar de moeder haar eigen kinderen niet herkent, blijft omgekeerd ook de belevingswereld van de moeder in de poëzie ontoegankelijk, hoe dichtbij Shire ook probeert te komen. Het schrijnendst komt dat naar voren in het gedicht ‘Foto’s van hooyo’, dat verschillende beelden beschrijft. Een foto uit 1990 waarin de moeder met betraande ogen haar slaapkamer verlaat, ‘haar echte naam / verstopt voor de regering / in de wolkjes uunsi-rook / achter haar’; hooyo in 1993 in de keuken die steeds ‘bandjes / uit het thuisland’ afspeelt; hooyo in 1998 onder een appelboom, omhoogkijkend naar de lucht; en tot slot een mise-en-abyme-achtige foto uit 2000:
Hooyo in bed, houdt negatieven omhoog
in het licht, tuurt naar onontwikkelde geesten,
gooit de namen van de doden achter haar
als zout, haar verschrompelde jeugd is elders opgeslagen,
ze mompelt binnensmonds Magool,
oorlog vilt Somalië levend.
De foto’s maken de afstand tot de moeder duidelijk; toegang tot haar trauma’s, haar ‘verschrompelde jeugd’, zullen ze niet écht kunnen bereiken. Volgens mij maakt deze strofe bovendien de poëtische methode van Shire inzichtelijk. Kenmerkend aan haar gedichten is namelijk dat ze bijzin op bijzin stapelt, waardoor haar poëzie waarschijnlijk moeilijker te vertalen is dan het op het eerste gezicht lijkt. Het origineel van deze strofe luidt:
Hooyo in bed, holding negatives up
to the light, squinting at undeveloped ghosts,
names of the dead thrown behind her
like salt, her atrophied youth in storage,
mumbling Magool under her breath,
war flaying Somalia alive.
Fabias kiest er in haar vertaling meestal voor een (groot) deel van de bijzinnen als hoofdzinnen te vertalen. Dat bevordert de leesbaarheid – het Nederlands kent nu eenmaal minder mogelijkheden op het gebied van bijzinnen en een al te directe vertaling zou waarschijnlijk geforceerd overkomen. Maar daarmee gaat wel iets wezenlijks in de structuur van Shires gedichten verloren: een mate van gelijktijdigheid en beweeglijkheid, iets onafs, wat minder goed tot uiting komt in de gestroomlijnde versie.
Bovendien is de vertaling juist niet altijd zo gestroomlijnd op plekken waar dat wel zo zou moeten zijn: soms leest deze, door onjuist geplaatste komma’s, wel erg schokkerig. Net als in haar vertaling van Louise Glücks Averno uit 2021 heeft Fabias namelijk vaak de komma in een vooropgeplaatste bijwoordelijke bepaling die in het Engels gebruikelijk is laten staan. Zo zijn er regels als ‘in de auto van je slapende moeder, kruipen je maten en jij’, en ‘de laatste tijd, zijn de dromen anders’, en ‘onder de douche, zeept het haar rug in’, die het ritme van de tekst in het Nederlands steeds verstoren. Ook op andere punten is de zinsbouw soms incorrect: ‘ook / al kun je het tij aan zijn haren trekkend / keren, vertellen we iedereen / dat we over je heen liepen’, in plaats van ‘we vertellen’. Dat is jammer, want een opeenstapelend ritme en beweeglijkheid zijn zowel in de structuur als de thematiek van Shires poëzie belangrijk.
Shire is een dichter uit de Afrikaanse diaspora en ze verhoudt zich daar expliciet toe in haar gedichten. Haar poëzie put uit Somalische verteltradities, vermengd met autobiografische elementen en familiegeschiedenis, en heeft een sterke verwantschap met getuigenisliteratuur. Deze aspecten zijn samengebald in het gedicht ‘Buraanbur’, volgens de verklarende woordenlijst van de auteur ‘een traditionele poëtische vorm, gecomponeerd door Somalische vrouwen, begeleid door dans en slagwerk, uitgevoerd als viering’. Het gedicht beschrijft hoe een vrouw in het midden van een zwerm vrouwen ronddraait ‘tot het wit van haar ogen schittert’. ‘Haar kiezen zijn met goud bedekt, kohl loopt langs haar / wangen uit’. Pas in de laatste regel wordt op huiveringwekkende wijze de aanleiding van de festiviteiten duidelijk:
De kracht van Shires poëzie schuilt in dit soort plotselinge, goed getimede omslagen in de sfeer van het gedicht. Veel informatie blijft achterwege: Wie is de vrouw die danst? Wat zou er in het hoofd van haar moeder omgaan? De metaforen zijn ook raadselachtig: wat te denken van een ‘kathetersteek van vrouwelijkheid’? Daardoor komt de informatie die de lezer wél krijgt harder aan – haar moeder blijft onbereikbaar, maar de poëzie is getuige.
De hoofdpersonen in Shires gedichten zijn meestal vrouwen – onder wie Zwarte vrouwen en moslima’s – die worstelen met hun tussenpositie in de diaspora tussen Afrika en Europa, en met het daaruit voortkomende spanningsveld tussen ‘place’ en ‘displacement’. Het concept thuis staat permanent onder druk. In een interview legde de dichter uit:
I was always trying to build towards making home in the in-between, or the otherness, or the elsewhere – the third space that people talk about – trying to feel comfortable in the fact that you are constantly exiled from all the cultures and all the countries that you think you belong to.
Shires virale gedicht ‘Thuis’ stelt op dringende, urgente toon het publieke debat over vluchtelingen op scherp: ‘Niemand verlaat zijn thuis tenzij thuis de bek van een haai is’, is de bekende en online veel geciteerde openingsregel. Het is een simpel, doeltreffend beeld, de personificatie (of animalisering) van ‘thuis’: ‘niemand zou zijn thuis verlaten tenzij thuis je achternazat’, ‘tenzij thuis je achtervolgde naar de kust’, ‘tot thuis een stem in / je oor is die zegt – vertrek, ren, nu’. Thuis wordt daarmee in beweging gebracht, ongrijpbaar, terwijl het tegelijkertijd verdwijnt; de verplaatsing en gelijktijdige plaatsloosheid van de vluchteling zijn zo knap vervat in een aangrijpend beeld.
In ‘Zegen je lelijke dochter’ is het omgekeerde van een personificatie het geval: daarin wordt het lichaam van een meisje vergeleken met een oorlog.
Haar tanden zijn kleine kolonies,
haar buik is een eiland,
haar dijen zijn grenzen.
En:
Het gezicht van je dochter is een kleine rel,
haar handen zijn een burgeroorlog,
ze heeft een vluchtelingenkamp verstopt
achter elk oor, haar lichaam is vervuild
met lelijke dingen
Het meisjeslichaam verwordt hier tot een ruimte van geopolitieke strijd, van imperialisme en geweld, en van trauma, dat haar lichaam tekent. In de laatste regels klinkt echter haar veerkracht: ‘maar God, / wat staat / de wereld / haar goed’. Enerzijds toont dit gedicht hoe het meisjeslichaam verweven is met geschiedenissen van geweld en uitbuiting, anderzijds wordt haar lichaam een plaats van veerkracht, waarin zij de littekens van de wereld (ver)draagt en haar rechtmatige plaats daarin omarmt.
Die tweezijdigheid kenmerkt Shires gedichten. Haar poëzie vormt zowel een ruimte voor trauma en dood en geweld als voor de mogelijkheid van beweging, een uitweg. Steeds vormt het lichaam van een vrouw of meisje het strijdtoneel. De vrouwelijke subjecten in de gedichten weten de beperkende, patriarchale omstandigheden naar hun hand te zetten, zoals in ‘Zegen het bloed’: ‘Sofia gebruikte duivenbloed tijdens haar huwelijksnacht’. Met dat bloed weet ze haar nieuwe echtgenoot te misleiden en zijn veroordeling van haar ‘onreinheid’ te omzeilen. Sofia kan vrij vliegen op een metafoor van vogels; ze stelt zich voor hoe haar schoonmoeder trots ‘met bloed- / doordrenkte lakens door de stad paradeerde’, ‘armen als vlezige aan haar lichaam gebonden vleugels, / niet wetend wat vliegen is’.
Schaamte vervult een vergelijkbare rol – als disciplinerende inperking van vrijheid en als startpunt voor het vormen van een gemeenschap waarbinnen de meisjes zich thuis voelen. Die gemeenschap krijgt veelal vorm in rituelen en bidden – het is niet voor niets dat veel van de gedichten (en de titel) in de bundel beginnen met ‘zegen…’. In ‘Zegen de qumayo’ (‘een wreed persoon’) wordt gebeden voor degenen ‘die na het verrichten van Maghrib aan de telefoon roddelen, / de sletten in de familie tellen’, gissen ‘naar wier maagdenvlies in het donker sist’. Het gedicht eindigt sarcastisch:
Wat een schaduw
wordt er door onze vlag van oneer geworpen,
waarlijk, je leven is tot de rand gevuld
met verdriet, we hebben gezien hoe
de liefde je langzaam verliet, evenwel,
bidden we voor je genezing, bitch.
In ‘Zegen hooyo’s kohl-omrande ogen’ proberen meisjes op school de make-up van hun moeder na te maken met potloden, waarna de jongens hen voor heks uitmaken. Met een even prachtig en mysterieus als subversief beeld dienen de meisjes hen van repliek: ‘onze hoofden kantelden, als synchroon- / zwemmers, kakelend terwijl onze huigen fladderden’. De gedeelde, vrouwelijke belichaming van schaamte werkt hier verbindend; dat maakt het lezen van deze bundel op zijn beste momenten zoals deze tot een haast troostrijke ervaring.
Een recensie van Loranne Davelaar over Zegen de dochter van Warsan Shire (vertaald door Radna Fabias).
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.