Deel Facebook Twitter / X LinkedIn
Mensen en muizen hebben een paradoxale relatie met elkaar. Muizen leven dicht bij ons, onder vloerplanken, in tuinen en in laboratoria. Ze maken deel uit van een door en voor mensen ingerichte samenleving. En toch zijn muizen ook heel ver weg. We hebben ze niet graag in onze buurt. Van hun bestrijding weten we meer dan van hun gedrag. Aan hun massale gebruik als proefdieren worden we liever niet herinnerd. Van alle zoogdieren krijgen muizen (op ratten na) misschien wel het minst sympathie.
Daarbovenop verkeren wetenschappers die muizen als proefdieren gebruiken in een ethische spreidstand. Enerzijds staat de muis zo ver van de mens af dat we er zonder problemen op mogen experimenteren, anderzijds moet ze dienen als een model voor complexe menselijke gezondheidsproblemen – van hart- en vaatziekten tot stress, van dementie tot kanker – en dat kan alleen maar werken als muizen en mensen voldoende op elkaar lijken.
Het is die spanning die Eva Meijer in Muizenleven tastbaar maakt, door de afstand tussen mens en muis letterlijk en figuurlijk te verkleinen. Meijer leeft samen met verschillende groepen muizen. Die zijn op pensioen, want ze hebben een carrière achter de rug als ‘onderzoeksmedewerker’ in de laboratoria van de Universiteit Utrecht. Een samenwerking tussen de universiteit en dierenrechtenorganisaties voorzag onderdak voor de proefdieren-op-rust bij particulieren, waaronder ook filosoof en schrijver Eva Meijer.
Meijer promoveerde in 2017 op een proefschrift over de politieke stem van dieren, dat in boekvorm verscheen als When Animals Speak. Daarnaast heeft Meijer een indrukwekkend palmares van romans, muziek, beeldende kunst en academische publicaties op hun naam staan. Een terugkerend thema in Meijers veelzijdige oeuvre is de zoektocht naar manieren om niet-menselijke diersoorten een politieke én artistieke stem te geven, met als doel toe te werken naar een rechtvaardige meersoortige samenleving.
Die zoektocht krijgt in Muizenleven een concrete vorm: door de dieren in huis te nemen, voor hen te zorgen, zorgvuldig naar hen te kijken en van hen te leren. Daarmee zet Meijer de lijn voort van eerdere werken zoals Dierentalen (2016) en De soldaat was een dolfijn (2017), waarin Meijer pleit voor het erkennen van niet-menselijke dieren als subjecten met taal, emoties en politieke agency. In Meijers werk verweven inzichten uit filosofie, ethologie, literatuur en beeldende kunst zich. Daarin doet Meijers werk denken aan het meersoortige cyborg-feminisme van Donna Haraway en de aangrijpende memoire H is for Hawk (2014) van Helen Macdonald, over samenleven met een havik die zich niet laat temmen. Recenter werk van Meijer nam dan weer de vorm aan van de eco-detective De nieuwe rivier (2020) en het apocalyptische Zee nu (2022). Beide zijn voorbeelden van het in Nederland en Vlaanderen nog redelijk nieuwe genre klimaatfictie, dat de abstracte en trage realiteit van klimaatverandering invoelbaar wil te maken door haar te verbeelden in persoonlijke, maatschappelijke en ecologische verhalen.
Muizenleven zoekt het weer dichter bij huis. Zelf noemt Meijer Muizenleven een ‘meersoortige auto-etnografie’, oftewel: een poging om het gedrag, de gewoontes en relaties van niet-menselijke soorten vast te leggen, met aandacht voor je eigen rol als mens en auteur in dat onderzoek. Belangrijk is daarbij dat je als auteur bestaande vooroordelen over die andere soort probeert af te leren:
Muizen worden vaak voorgesteld als simpele wezens, een soort machientjes, die op basis van instinct handelen, alleen heel basale dingen kunnen denken en voelen. Maar de muizen die ik leerde kennen waren volwaardige wezens met een eigen persoonlijkheid, net als de honden en cavia’s die hier ook wonen, en de mens die ik ben. Muizen hebben een uitgebreide taal, die geluid, lichaamshoudingen, geur en gebaren omvat, ze hebben gewoontes en projecten.
Meijer probeert met de muizen te leven als gelijken en hun noden aan te voelen. Het zijn geen huisdieren maar huisgenoten. Meijer spreekt over de niet-menselijke huisgenoten als personen, soms zelfs als eco-feministen. Ze krijgen namen en persoonlijkheden. Bullie wast graag anderen. Flankie is een echte avonturier. Bram en Wezel zitten graag met hun staarten dicht tegen elkaar. ‘Wat me vooral trof was hoe goed ze voor elkaar zorgen, zeker als iemand ziek is. Deze zorg gaat door na de dood, want de muizen groeten en wassen het lichaam van hun dode vriend en begraven het onder een stapel papiertjes of nestmateriaal.’ Muizenleven is tegelijk een verslag van zorgvuldig geobserveerd dierlijk gedrag, een persoonlijk dagboek en een pleidooi voor een rechtvaardige samenleving waarin niet-menselijke soorten een plaats en stem krijgen.
Waarom doen we dit?
Bij Meijer thuis hebben de muizen een groot hok, een muizenhuis met loopradjes en meterslange tunnels. Ze zijn vrij om vriendschappen en familierelaties op te bouwen. ‘Flankie was bijvoorbeeld hecht bevriend met Kraaloog. Ze waren allebei ondernemend, Flankie iets meer. Ze zaten graag dicht tegen elkaar aan te eten. Als er iets nieuws gebeurde in het huis volgde Kraaloog Flankie op de voet. Ze sliepen samen in theedoosjes en wasten vooral elkaar.’ De oudere muizen, die minder rap zijn, mogen soms vrij in het mensenhuis rondlopen.
Dat staat in schril contrast met de barre laboratoriumomstandigheden waar de muizen uit vandaan komen. Daar zijn de kooien klein, is er geen speelgoed, zijn er geen nestmogelijkheden of speelmaatjes en bestaat er geen manier om hun uitwerpselen af te scheiden van hun slaapplek. De dieren kunnen niet klimmen, hebben het vaak koud en krijgen stress van het vele oppakken en experimentele procedures zoals injecties, om over de inhoud van die naalden nog maar te zwijgen. Vooral mannetjes worden regelmatig alleen in een kooi gehouden om agressie te vermijden, maar de isolatie is erg slecht voor hun ontwikkeling. Onderzoekers toonden aan dat mannetjes die alleen in een kooi leefden, zestien keer meer epilepsieaanvallen kregen dan muizen die met soortgenoten samenleefden.
Omdat het verschil in leefomstandigheden zo groot is, hoeft Meijer de vraag zelfs niet te stellen. Waarom doen we dit eigenlijk? Waarom is proefdieronderzoek niet gewoon verboden?
In zowel België als Nederland worden naar schatting elk jaar ongeveer vierhonderdduizend proefdieren gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. De term ‘gebruikt’ is correct, want die dieren worden gezien als een consumptiegoed, een product dat wij als mensen opmaken om een nuttig doel te bekomen, zoals shampoo of Swifferdoekjes. Daar valt heel wat kritiek op te leveren, want muizen zijn, anders dan shampoo, levende wezens. Ze zijn in staat pijn, angst en stress te voelen, en ze voelen het dan ook veelvuldig in laboratoria.
Eva Meijer beoordeelt het gebruik van proefdieren vanuit twee soorten dierenrechten: universele en gemeenschapsrechten. ‘Universele dierenrechten zijn bijvoorbeeld het recht om niet te worden gedood, gevangenhouden of gemarteld voor menselijk gewin.’ Dat zijn rechten die voor alle dieren gelden, gewoon omdat het levende wezens zijn. Gemeenschapsrechten daarentegen zijn contextafhankelijk. Het zijn ‘rechten die samenhangen met de gemeenschap waarvan je deel uitmaakt’. Die zijn anders voor wilde dieren, die ‘recht hebben op eigen bestuur, en op hulp als ze door toedoen van mensen in de problemen zijn gekomen (bijvoorbeeld als hun leefgebied wordt vervuild)’ dan voor gedomesticeerde dieren, waaronder ook proefdieren. Die hebben ‘omdat we ze hebben gedomesticeerd recht op burgerschapsrechten, zoals gezondheidszorg en onderdak’. Vanuit beide rechtenperspectieven concludeert Meijer dat ‘proefmuizen net als alle andere dieren recht [zouden] moeten hebben op vrijheid en leven’. Het gebruik van proefdieren valt dus moeilijk te verdedigen, maar Meijer gaat verder niet in op waarom we het dan wél doen.
Toch zijn er belangrijke redenen waarom we proefdierengebruik niet verbieden. Proefdieren gebruiken we namelijk niet om een kleinschalige praktische nood te vervullen, of enkel en alleen uit winstbejag, maar om complexe menselijke aandoeningen te begrijpen en te behandelen. Mensen krijgen kanker en hun leven stort in. Mensen krijgen Alzheimer of vroegdementie en veranderen voor de ogen van hun geliefden in een vreemde. Mensen krijgen ziektes die we nog niet goed begrijpen, zoals long covid en fibromyalgie, en zonder proefdierenonderzoek is de vooruitgang die we boeken in dat begrip misschien beperkt. Al die dingen kan je onder ‘menselijk gewin’ scharen, maar het is die spanning tussen het lijden van het ene wezen om het lijden van het andere te verlichten die de morele kwestie echt op scherp stelt. Dat ongemakkelijke evenwicht blijft in Muizenleven onderbelicht.
Ik werk zelf dagelijks samen met onderzoekers die van proefdieren gebruikmaken. Allemaal zien zij proefdieren als een noodzakelijk kwaad. Niemand van hen wil muizen pijn doen. Veel van hen maken actief gebruik van of doen zelf onderzoek naar alternatieve modellen die geen levende dieren nodig hebben, zoals cellen in een petrischaaltje, of opgekweekte mini-organen (organoïden). Die technieken werken steeds beter en de hoop is dat we daardoor steeds minder muizen zullen nodig hebben in de toekomst.
Meijer doet, in mijn ervaring ten onrechte, alsof muizenonderzoek geen enkele functie vervult. Meijer schrijft: ‘Proefdieronderzoek is bovendien vaak zinloos. Gebruik van computermodellen, kweekcellen en andere nieuwe technieken is betrouwbaarder.’ Als dat waar zou zijn, dan zou er volgens mij geen proefdieronderzoek plaatsvinden.
Met het risico om in whataboutism te vervallen, wil ik de cijfers over het aantal proefdieren hierboven ook in perspectief zetten. In Nederland worden namelijk per jaar ongeveer 600 miljoen kippen geslacht voor voeding. Meer dan duizend keer meer dan het aantal gebruikte proefdieren dus. Dat wil niet zeggen dat het lot van die proefdieren onbelangrijk is, maar restricties op het eten van vlees zouden – ook in milde vorm, zoals een extra taks op vlees – een impact hebben op dierenleed en klimaat die ontzettend veel groter is dan het verbieden van proefdieronderzoek. Door kip te eten, vind je trouwens ook geen medicijn voor kanker uit.
Is proefdieronderzoek dus verdedigbaar? Meijer geeft geen argumenten voor waarom dat wel zo zou kunnen zijn. Toch denk ik dat het geen uitgemaakte zaak is, op voorwaarde dat het streng gereguleerd en nauwgezet opgevolgd wordt. In België, bijvoorbeeld, moet je als onderzoeker een dierenproef eerst laten goedkeuren door een ethische commissie. Die bestaat uit biomedische onderzoekers, dierenartsen en experts in bio-ethiek. Zij bekijken het experimenteel protocol, geven feedback en toetsen de voorgestelde proef aan het principe van de 3R’en: Reduce, Replace en Refine. Als onderzoeker moet je aantonen dat je zo weinig mogelijk dieren gebruikt om een significant resultaat te bekomen, moet je die dieren zo goed mogelijk behandelen en moet je staven waarom je geen alternatieve modellen, zoals kweekcellen of computermethodes, kan gebruiken. Alleen dan – en vaak na verschillende rondes van aanpassingen – ontvang je goedkeuring om je dierenproef te starten. In de meeste landen waar op hoog niveau aan proefdieronderzoek wordt gedaan zijn gelijkaardige controleorganen aanwezig.
Sociaal gedrag bij muizen
Het sociaal gedrag van muizen is rijk en complex. Ze leven meestal in familiegroepen bestaande uit een dominant mannetje, verschillende vrouwtjes en hun kinderen. Muizen herkennen elkaar en bouwen relaties op. Ze zijn kieskeurig in hun interacties. Ze vertonen empathie wanneer een familielid of vriend in nood is en ze praten met elkaar door geurmarkeringen, ultrasone geluiden en heel veel fysiek contact. Mannetjesmuizen zingen om een vrouwtje het hof te maken.
Onderzoekers bedachten traceersystemen om hun sociale dynamiek in kaart te brengen. Een meta-analyse uit 2022 bundelt tientallen studies bundelen over het effect van scheiding van moeder en pup op verstandelijke ontwikkeling. Wetenschappers ontwikkelden zelfs AI-modellen om muizentaal te categoriseren en te ontleden. Het is dan ook verassend dat Meijer stelt:
Er bleken geen artikelen te bestaan die de sociale levens van laboratoriummuizen over langere tijd in kaart brengen. […] Ik zocht dus verder, naar literatuur over de sociale levens van muizen überhaupt. Toen die ook niet bleek te bestaan […] besloot ik om zelf over muizen te schrijven, op basis van wat ik zag in het muizenhuis.
Ik vond na een paar minuten zoekwerk verschillende onderzoeksgroepen die op dit onderwerp werken en tientallen interessante publicaties over het sociale leven van wilde muizen en laboratoriummuizen. Wel is het zo dat deze aandacht voor sociaal gedrag van muizen een redelijk recent fenomeen is. Via PubMed, een databank voor wetenschappelijk onderzoek, geeft ‘social interactions in mice’ in het jaar 2000 maar 19 wetenschappelijke publicaties met die term, terwijl het vorig jaar om meer dan 400 papers ging. Toch kwam ook al in 1982 een van de meest geciteerde onderzoeken naar sociaal gedrag in muizen uit, over hoe belangrijk verwantschap is bij sociale interactie. Halfbroertjes en halfzusjes zijn initieel liever voor elkaar dan voor onbekende muizen, maar wanneer ze meer tijd doorbrengen met de niet-gerelateerde muizen, dan verdwijnt die voorkeur voor verwante soortgenoten.
Kortom: Schrijven over proefdieren – en dierenrechten in het algemeen – is dus een mijnenveld. Je loopt het risico om mensenlevens tegenover dierenlevens te zetten. Hoeveel muizen mag ik opofferen om een kleine kans te hebben op een behandeling die voor altijd de ziekte van Alzheimer uit de wereld helpt? Geen enkele muis? Honderdduizend muizen? Dat is een onmogelijk te beantwoorden vraag, maar toch ook een hele interessante. Als uw recensent ooit zelf een boek schrijft over proefdieronderzoek, dan tuimelt hij regelrecht dat mijnenveld in.
Meijer loopt er echter slim om heen. Door te beschrijven hoe samenleven met muizen werkt, breekt hopelijk het debat open in het hoofd van de lezer, zonder met een veganistische vinger te gaan zwaaien. Toch had ik graag in Muizenleven wat meer diepgang gezien over het morele moeras dat proefdieronderzoek is, ook omdat Meijer daar met hun achtergrond zeker toe in staat is. Maar misschien is dat net dat wat Meijers ervaring geleerd heeft: dat je als schrijver niet veel meer kan doen dan een zaadje planten in het hoofd van de lezer.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.