Dit ben ik, dacht Id terwijl hij naar het stuk vlees keek dat traag ronddraaide in de staande grill. Een homp vlees die langzaam gaar wordt, draaiend om zijn eigen as. Het werkte hypnotiserend als hij er lang genoeg naar keek, dan vergat hij alles om hem [sic] heen.
De personages in Een goede nachtrust, de ‘volstrekt originele debuutroman’ van Peter Buurman, zitten vast. Als vastgespieste hompen samengeperst vlees kunnen ze geen kant op en dromen ze van zelfvergetelheid. Stuk voor stuk lijden ze onder eigentijdse gevoelens van beklemming, leegte en onvrijheid. Tijdens hun nachtelijke reis gaan ze op zoek naar wat openligt en vloeibaar is.
Voor de trouwe luisteraar van Boeken FM, een podcast van De Groene Amsterdammer en Das Mag, is Peter Buurman geen onbekende. De eerste seizoenen trad hij op als sidekick van de Nederlandse auteur Joost de Vries en de dichter Ellen Deckwitz. Perfect gecast als de sympathieke, underdogachtige moderator, ontlokt Buurman de nodige hilariteit. Deze humor ontbreekt ook niet in Een goede nachtrust en garandeert leesplezier.
In het openingshoofdstuk maakt de lezer kennis met een wel heel onhandige inbreker die onverwacht midden in de nacht een bejaarde man, bewegingsloos en bedekt onder een dikke stoflaag, in bed aantreft. Deze onvoorziene situatie dwingt de inbreker tot improvisatie. Hij bevrijdt de man van zijn onzichtbare koorden en neemt hem mee achterop zijn scooter. Ze rijden door een mistig landschap naar een grillroom in de stad. In die verlopen snackbar treffen we Id, die zijn nachtshiften doorkomt met een onvermoeibaar staren naar vlees dat langzaam gegrild wordt. In de achtergrond op de televisie speelt steeds dezelfde soap. Het is een soap over een soapactrice die niet langer in een soap wil spelen.
Ook de actrice die hierin de hoofdrol vertolkt, Floor, volgen we door de nacht. Zij lijdt aan chronische slapeloosheid en wil – net als haar personage in de soap – al een paar seizoenen stoppen met haar rol, maar zit al evenzeer opgesloten in haar gescript bestaan. Onder een steeds dichter wordende mist volgen we deze figuren afwisselend tijdens hun nachtelijke avonturen.
Hoewel de worsteling van de personages ernstig en reëel is, is de toon van Een goede nachrust steeds lichtvoetig. De soms verrassende gebeurtenissen voorziet de auteur van kurkdroge commentaar: ‘Het was hem nog niet duidelijk wat ze precies aan het doen waren, maar er werd in ieder geval niet meer bij hem ingebroken.’ Ook gebruikt Buurman sporadisch de ondertiteling voor doven uit de soap van Floor bij wijze van komische regieaanwijzing.
De jongen keek Floor recht aan, schraapte zijn keel en zei het nog een keer, harder. ‘Ik doe het niet.’
[Spannende muziek]
Gewapend met elementen uit de zogenaamde Britse humor – ironie, sarcasme, overdrijving, absurdisme – lijkt Peter Buurman de troosteloze toestand van zijn personages te ontmijnen: ‘‘Sorry, ik dacht dat je dood was,’ zei de inbreker.’ Maar tegelijkertijd maakt hij de situatie waar zijn figuren in verkeren, net door die glimlach, nog schrijnender.
Absurdisme is een vorm van humor die grenzen van wat als ‘normaal’ beschouwd wordt oprekt, overschrijdt, en overboord gooit. In absurde humor huist een duidelijke kritiek op de soms onzinnige, lachwekkende realiteit. De inbreker die anoniem wenst te blijven en tijdens zijn nachtelijk bezoek aan een hippe koffiezaak zijn naam niet op de beker wenst, levert problemen op voor de barista van dienst die – zo werd haar verteld – het protocol moet naleven. Protocollen, hoe betekenisloos ook, staan vast en zijn veilig, dus moeten ze gewoon worden doorlopen, toch?
Dit soort scènes registreren niet alleen een pijnlijk, stompzinnig kuddegedrag, ze vormen ook een impliciet commentaar op het ideologisch kader waarin de personages van Peter Buurman zijn ingebed. Subtiel maar overduidelijk laat de auteur de personages van Een goede nachtrust dwarsliggen. Nee, inbreken is niet de roeping van de inbreker; ‘hij deed het gewoon. […] het ging snel en het vergt geen toewijding.’ Bij zijn indiensttreding roemen de broers-werkgevers hun professionaliteit, bestempelen zichzelf als ‘de Uber van het uitwisselen van bezit’ en goochelen onhandig met de modewoordenschat van marketeers: flexibiliteit, inspraak, verantwoordelijkheid en dat alles met ‘het gebruiksgemak van een app’. Al werkt dit alles geen #lovemyjob in de hand, Buurmans inbreker is onbekend met de gedachte dat je job je passie moet zijn en de vermeende noodzaak tot identificatie met arbeid.
Een goede nachtrust is kritisch, maar dankzij de continue humoristische onderstroom behoudt de roman steeds een zekere mildheid. De satire vormt geen doel op zich maar draagt bij aan het in de roman meermaals geëxpliciteerde verlangen om de ketens af te gooien, om vloeibaar te worden. Buurmans personages willen de gebaande paden verlaten, zoals ook de auteur zelf niet met een voorspelbare roman (over een schrijver die wil schrijven) wil debuteren. Humor helpt hierbij; lachen werkt bevrijdend, het betekent loslaten, spontaan opwellende emoties laten stromen.
De schrijver heeft aan zichzelf geen remmen opgelegd, zo blijkt, want hij schuwt flauwe woordspelingen niet: ‘Hij zou als het ware een dief van zijn eigen portemonnee zijn als hij deze kans liet liggen. Als je te lang wacht komen de mensen altijd weer thuis, of nog erger, iemand anders breekt in.’ Noch past hij voor kolderieke situatiehumor:
In een reflex had hij nog geprobeerd de klink vast te grijpen, maar door die plotselinge beweging was hij uitgegleden over de stapel post op de deurmat en achterovergevallen. Eerst kwam de schrik, toen de schaamte. Hij vloekte binnensmonds toen hij opkrabbelde en de scherven met zijn schoenen bij elkaar veegde. In eerste instantie was hij ook de post gaan oprapen, maar nog voor hij alle enveloppen op een stapeltje had gesorteerd begreep hij hoe vreemd dat was, om iemands voordeur in te trappen en vervolgens de rotzooi op te ruimen.
De bovenstaande scène kan zo uit een sitcom gelicht zijn. Zoals de inbreker helpt uitbreken, werkt Buurman zich als debutant los van het cliché van de schrijver waaraan vaak het etiket ‘goede smaak’ kleeft. Het lijkt wel alsof Buurman zonder duidelijke richting en dus ook zonder beperkingen dit schrijfavontuur heeft aangevat. Toch is zijn poging niet feilloos; naast stilistische slordigheden, zijn de beschrijvingen soms heel onhandig geformuleerd. Al vraag je je tegelijk af of dit niet zo bedoeld is. Al die haperende gedachten en halfslachtige vergelijkingen dragen ontegensprekelijk bij aan de lulligheid van de inbreker:
Hier en daar had hij het met zijn binnenkomst doen opwaaien, het licht wierp een dunne bundel door de wolken. Het rook muf en stoffig. Als kleren die een paar keer natgeregend en weer opgedroogd zijn. Maar de geur was scherper dan dat, en eigenlijk ook te sterk voor een bos verdorde bloemen. Hij had het nog nooit geroken, maar ze zeggen weleens dat je het meteen herkent als je het ruikt: de geur van de dood, een oud dier dat zich onder een meubelstuk verstopt heeft om te sterven zonder dat iemand het hoeft te zien.
De inbreker lijkt wel slecht gecast voor zijn beroep, naast klungelig blijkt hij ook te invoelend en opvallend zorgzaam: ‘De inbreker had hem zijn arm aangeboden om op te steunen.’ Het was ‘allemaal vaag geworden nu hij de man hielp in plaats van hem te bestelen, maar goed, leg dat maar eens uit aan de politie.’ Hij gaat zelfs zo ver dat hij, zoals een ouder bij een kind, het restje saus dat aan de mondhoek van de oude man hangt met een servetje wegveegt.
De personages die in Een goede nachtrust ronddwalen terwijl alles en iedereen slaapt, zijn eenzaam en zitten ingekapseld. De soap-actrice voelt zich zowel op de set als thuis onbegrepen. Terwijl zij ligt te wachten op de ochtend, slaapt haar man gewoon door, wat haar razend en triest maakt. Haar leven voelt even leeg als de ruimte achter het decor waar ze lange dagen vol verveling slijt.
Id heeft geleerd geen contact te zoeken met klanten die gewoon snel en ongestoord willen eten. ’s Nachts sms’t hij wel eens met zijn vriendin Ines als ze niet kan slapen, maar hun conversatie beperkt zich tot banaliteiten. Het oprechte en veelzeggende antwoord op de vraag hoe het met hem gaat, lijkt ze bewust te negeren.
Gaat wel
Ik ben een homp vleesNatuurlijk
Ik draai rondjes en ik word langzaam gaar
Weet je al hoe laat je thuis bent vannacht?
Ines duwt hem, met haar weigering in te gaan op zijn oprecht antwoord, terug op zijn eiland. Rondjes draaiend in een eenzaamheid die beperkend is, begrensd en eindig. Maar in de onverwachte nachtelijke ontmoeting toont de auteur ons ook tot wat het tegendeel, gemeenschappelijkheid, kan leiden. De vriendschap die zich aftastend ontspint tussen de inbreker en de oude man; de bijrijder die hij nog nooit had gehad, baart oneindig veel mogelijkheden.
Inbreken is improviseren, maar uitbreken is dat ook. In een scriptloos bestaan ben je overgeleverd aan je intuïtie. De inbreker heeft geen idee waar hij met de oude man heen moet en begint gewoon te rijden door een stad die deels is opgeslokt door mistbanken. En cours de route krijgt hij een mogelijk doel voor ogen. Deze methode lijkt ook op te gaan voor de constructie van de meanderende roman zelf; tijdens het lezen ervaar je dat de plot niet vooraf vastlag en zich organisch ontwikkelde. Naast ogenblikken van aarzeling resulteert dit vooral in een creatieve energie die zindert tussen de regels door.
Enkel het moment waarop Buurman in Een goede nachtrust drie min of meer dezelfde jongens, ‘variaties op één thema’, de grillroom laat binnenvallen om er eerst vervelend te doen en vervolgens over te gaan tot een kritische beschouwing over het verholen racisme in de Franse film Intouchables – ‘Weer geen Algerijnse acteur gevonden, hè. Zou dat nou echt zo lastig zijn?’ – is te vergezocht. Al demonstreert de situatie waarbij Oscar, een van de jongens, met een verwijzing naar Intouchables een grapje wil maken wel opnieuw de gethematiseerde eenzaamheid. Zijn vrienden blijken de film niet te kennen waardoor zijn poging om gevat uit de hoek te komen faalt en hij uiteindelijk zelf het mikpunt van de spot wordt omdat hij naar ‘moeilijke’ Franse films kijkt. Veelzeggend hierbij is zijn ongemakkelijke reactie op de interesse van de oude man die, anders dan zijn zogenaamde vrienden, wel naar de filmplot informeert: ‘Waarschijnlijk was het zijn oprechte interesse die Oscar in verwarring bracht.’
Net zoals de inbreker, de oude man en Floor, wordt ook Oscar in het nachtelijke duister geconfronteerd met een betrokkenheid waar hij alleen maar kan van dromen. Buurman gebruikt in Een goede nachtrust het motto van de Amerikaanse auteur en screenwriter Charlie Kaufman. ‘What is it that allows us the creative freedom in our dreams that we don’t have in our waking lives?’ Ook de ‘Slaapcoach’ die Floor moet afhelpen van haar slapeloosheid vertelt iets gelijkaardigs: ‘We kunnen alleen onszelf zijn als we dromen, als we niet bekeken worden, maar we zullen nooit aan iemand anders kunnen uitleggen wie dat dan precies is.
Tegelijkertijd vind je daarin de grootste vrijheid die er is. Tenminste, als je het aandurft om je daaraan over te geven.’ De droom leidt de weg naar de bevrijding uit een knellend, routineus leven. Een goede nachtrust kunnen we lezen als een aansporing om ook overdag dat wilde, spontane en vrije van nachtelijke avonturen na te jagen. Die metaforische zucht naar verlossing werkt Buurman aan het verhaalbegin zelfs letterlijk uit:
Hij probeerde zich los te wrikken uit wat het ook was dat zich om zijn lichaam wikkelde, maar het verzet leek de grip alleen maar te versterken. Met iedere beweging trok het zich strakker om hem heen. Ademen viel zwaarder, het begon nu ook pijn te doen.
De inbreker ontdoet de oude man als een slecht acteur van zijn denkbeeldige koorden. Ondertussen dringt de achterliggende vraag naar het onderscheid tussen realiteit en fantasie zich op. Deze dubbelheid speelt ook op in het leven van de actrice: ‘Ze was ook steeds meer op haar rol gaan lijken, bedacht Floor terwijl ze naar het plafond staarde. De ironie was dat het haar daardoor juist steeds slechter lukte om die rol te spelen.’ Soms voelt het imaginaire waarachtiger dan de realiteit en ademt wat duister is meer waarheid.
Een goede nachtrust is daarom zowel een voorbeeld van hoe je open, fris en wendbaar kan schrijven als een dieperliggend pleidooi voor dit uitbreken. Een keuze die niet eenvoudig is, maar wel oneindig veel rijker. ‘Nu het hem eindelijk overkwam leek de realiteit hem wat tam.’
Gehuld in nevelslierten toont het landschap zich slechts wazig, fragmentarisch en in flarden. Buurman brengt in Een goede nachtrust wel meer elementen aan die bijdragen aan die raadselachtigheid: de grillroom bijvoorbeeld is moeilijk te zien als je niet weet dat hij bestaat, je kan er niet echt naar binnen kijken, ziet alleen vage schimmen bewegen.
Het bekende dat verdwijnt of wegvalt, scherpt onze zintuigen. Op de tast, zoekend, omgeven door duisternis, zijn we alert en aanwezig. Het onbekende, mysterieuze en onvoorziene eist onze aandacht volledig op. Als de controle wegvalt en we zijn overgeleverd aan gevoelens van desoriëntatie, worden we ons ten gronde bewust van onszelf en de wereld. Zo schrijft de Amerikaanse auteur Rebecca Solnit in A field guide to getting lost. Ze voegt er de woorden van de Duitse filosoof Walter Benjamin aan toe. ‘To be lost, is to be fully present.’
In onze dromen ervaren we iets gelijkaardigs; de rijkdom van het onvatbare. Dikwijls omvatten dromen een mengeling van het bekende en het onbekende. Bekende elementen verschijnen in een ander, onkenbaar universum. In de droomwereld naderen we onze innerlijke ervaring dichter: ’Dat is de tragedie. We kunnen alleen onszelf zijn als we dromen.’ Dromen zijn dan ook heel lichamelijk. Een droom kan ons hele wezen in beslag nemen. Wie geprobeerd heeft de vaak tastbare herinnering van zijn of haar dromen op te schrijven, kent het gevoel dat er in de poging deze in taal te gieten onmiskenbaar veel verloren gaat. De oude man in Een goede nachtrust blijkt een schrijver te zijn die omwille van dit idee al jaren niets meer op papier zet. ‘Wij zijn vloeibaar, zie je, we stromen. Vanzelf komt uiteindelijk de vraag: waarheen dan? Ik zeg: alle kanten op, altijd.’ Hij weigert wat vloeibaar is te laten stollen door gedachten in woorden te gieten. Daarom schrijft hij enkel in zijn hoofd.
Gelukkig is Peter Buurman niet diezelfde weg ingeslagen. Door een droomlogica als uitgangspunt voor zijn roman te nemen, erkent hij wel dat de wereld mysterieus is. Een goede nachtrust is geen poging om het ondoorgrondelijke van dromen te bevatten of te verklaren. Toch tracht Buurman dit sentiment wel tastbaar te maken. Het boek wil wat onvatbaar, verrassend en mysterieus is verstaan, eerder dan begrijpen. Wars van causaliteit, vrij van logica. Een goede nachtrust dankt hieraan zijn originaliteit en vaart. Ook de soms thriller-achtige spanning drijft op twijfel, op het onbegrensde niet-weten:
Het wilde dier was een enorme rotzooi aan het maken in de woonkamer. Kastdeuren klapten open en dicht, lades werden omgekeerd. De man hoorde spullen kapotvallen waarvan hij vergeten was dat hij ze had. Het leek of het dier iets zocht en geen geduld had het te vinden. Wat kon dat zijn? Hij had niet veel. Kon het ook iets met elkaar te maken hebben? Of was het stom toeval dat hij net vastgebonden in zijn bed lag terwijl een wild dier zijn huis kwam vernielen? De man wenste dat hij een telefoon had. Hij had nooit de behoefte gevoeld om te bellen of gebeld te worden, maar nu was een telefoon toch goed van pas gekomen. Hij had de politie kunnen bellen en zeggen: ‘Goedenavond politie, een wild dier is mijn huis aan het vernielen. Twee agenten alstublieft.’
Met een opeenstapeling van vragen triggert Buurman de geest van de lezer. Zo laat hij ritmisch en gestaag gevoelens van beklemming en bevreemding aanzwellen.
Het verhaal begint sterk, maar weet het wervelend niveau niet de hele rit vast te houden. Hier en daar dreigt Buurman wat te uitleggerig te worden. Zo verklaart hij de metafoor van het imaginair vastgebonden zijn tot tweemaal toe en expliciteert hij ook de idee achter de soap. ‘Als je over de serie begon stak Nino steevast hetzelfde betoog af. “De boodschap, Id,” zei hij dan, zijn stem verheffend. “De boodschap. We zitten allemaal vast, Id. In het dagelijks leven, we zijn gedoemd om daar eindeloos in door te draaien. Dat is ons lot.”’
Ook op stilistisch vlak kan Peter Buurman nog groeien. Minder geslaagde zinnen als ‘Het besef landde zwaar op zijn borst’, of vreemde, vergezochte vergelijkingen had ik liever geschrapt gezien. Toch heb ik Een goede nachtrust met zoveel plezier gelezen, schijnbaar zelf meegenomen op een ongelofelijke tocht door de nacht, dat ik het de schrijver niet kwalijk neem. ‘Dit kan alleen met volle overgave, dacht de man, als ik aarzel vallen we.’
Recensie: Een goede nachtrust van Peter Buurman door Liesbeth D’Hoker
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.