Proza, Recensies

Zie je wel wie ik ben?

Leer me alles wat je weet

Hanna Bervoets

Wetenschap, technologie en menselijk lijden zijn beproefde thema’s in het snel groeiende oeuvre van Hanna Bervoets (1984). In 2021 verzorgde de Nederlandse auteur nog het CPNB boekenweekgeschenk Wat wij zagen, dat niet alleen in de Lage Landen erg lovend werd onthaald, maar ook op ruime internationale belangstelling kon rekenen. Haar zopas verschenen roman Leer me alles wat je weet baant verder op het invoelende realisme dat ze in Wat wij zagen verkende. Hanna Bervoets lijkt daarmee de vervreemding van haar vroegere werk los te laten. Slechts op gezette, emotioneel sterk beladen momenten neemt de verbeelding in haar laatste roman alsnog een loopje met de werkelijkheid.

Leer me alles wat je weet vertelt het levensverhaal van Danielle/Daniel de Koster vanuit het standpunt van Jodie, het vijftien jaar jongere lief van Daniel en de ik-figuur in de roman. Jodie reconstrueert scharniermomenten uit het bestaan van haar geliefde nadat die plots het leven liet. ‘[H]oe het gebeurd was, zelfs dat begreep ik toen nog niet. “Ik weet het niet precies,” had ik die ochtend aan de overbuurvrouw toegegeven.’

In een poging om zich te verhouden tot de afgrondelijke leegte waarmee ze plots geconfronteerd wordt, gaat Jodie op zoek naar fragmenten uit Daniels leven. Via gesprekken met mensen die haar vriendin het beste kenden, tracht ze het voorbije te reconstrueren. Ze verzamelt brokstukken die ze aan elkaar lijmt en bouwt zo aan een constructie die méér omvat dan wat er was, een puzzel die mogelijk heelt. De zoektocht naar herstel speelt overigens op meerdere niveaus in het verhaal een rol, want zowel Daniels eigen leven als de vele levens die het hare kruisen zijn getekend door de worsteling met ziekte en pijn.

Jodie zit als verteller aan de knoppen: als scheppend ik kiest ze voor een alwetend perspectief. In de roman leidt ze de lezer langs tal van personele verhalen om zo stukjes en beetjes van de globale geschiedenis uit de doeken te doen. Vanuit een auctorieel standpunt vult Jodie de drijfveren en gedachten achter de personele woorden in met meer informatie dan waarover ze kan beschikken.

Leer me alles wat je weet trapt af op het moment dat Jodie besluit dat het tijd is om dit restitutieproces af te ronden:

 

Dat alles is nu twee jaar geleden. Dat wil zeggen, gisteren was het precies twee jaar geleden dat we afscheid namen van mijn geliefde, in een aula vol vrienden en vreemden. Er zijn nog steeds dingen die ik niet begrijp, maar ik weet wel meer dan toen, en vanochtend dacht ik voor het eerst: misschien weet ik nu genoeg.

 

Verlies verstrekt het verlangen naar een sluitend narratief, er is de hoop op herstel door middel van verhalen. Toch is het verhaal nooit helemaal compleet en raakt degene die het vertelt nooit volledig geheeld; Jodie moet het stellen met gemis en brokken en ze moet doorgaan met de eigen fictie van een geheel. Na twee jaar rouwarbeid lijkt ze daar klaar voor. Door af te reizen naar een bestemming die niet zij, maar een mogelijke toekomstige geliefde voor haar heeft uitgezocht, stemt ze in met de mogelijkheid van verandering.

 

Affectief realisme

Jodie vat de reconstructie van Daniels levensgeschiedenis aan in een stoffig berghok. Het zijn niet Daniels kledingstukken, de kussens of andere persoonlijke parafernalia die haar een gevoel van nabijheid geven, maar de schriftjes, de inktvlekken en het handschrift van haar geliefde. De montage van de roman oogt willekeurig, en begint in het midden bij de gelukkigste tijd om vervolgens in Daniels coming-of-age te duiken en zich dan weer langs dat zoete midden passerend schrap te zetten voor de verdere afwikkeling van de geschiedenis die een antwoord wil bieden op die ene vraag: waarom is Daniel dood?

Ondanks tal van verwikkelingen, nevenpersonages en microverhalen blijft Bervoets’ structuur helder en doordacht. Het geheel beslaat een opmaat gevolgd door tien luiken die elk corresponderen met een specifieke periode uit Daniels leven. Per tijdvak presenteert Bervoets weer een tiental verschillende hoofstukken met sprekende scènes. In de vroegste periode, aan het begin van jaren 90 van de vorige eeuw, ontmoeten we Daniel als student en geliefde van Barbara, zien we hoe vriendschap tot stand komt na de liefdesbreuk, en beleven we mee hoe er geleidelijk aan ook nieuwe vriendschappen groeien, sommige intens, kortstondig en precair, andere diep verworteld en constitutief.

De omzwervingen van Bervoets’ lijvige roman lopen langs platgetreden paden, maar blijven dankzij haar vlotte schrijfstijl en keuze voor een verschuivend perspectief genoeg boeien. Afwisseling brengt bovendien nuance in de thema’s die Bervoets tegen het licht houdt en die te sorteren zijn onder ziekte, relaties en engagement. Net door de veelheid aan verhalen doet ze recht aan ieders verhaal – ook al zijn standpunten soms in oppositie, in de roman mogen en kunnen ze naast elkaar bestaan. En die vertwijfeling is niet alleen gereserveerd voor de onderwerpen die aan bod komen, Bervoets injecteert er ook haar centrale karakters mee. Daniel mag dan wel erg zelfzeker voor de dag komen, er zijn genoeg momenten waarop Bervoets haar stelligheid ontmaskert. In de periode dat Daniel aan de slag is bij De Club Tegen Medische Fantasmagorie laat het personage zich aanvankelijk uiterst sceptisch uit over alternatieve geneeskunde. Om in de pers de ‘charlatans’ aan te klagen die beweren dat ze ziekte met homeopathische middeltjes kunnen genezen, bezoekt ze undercover een accupunctuurpraktijk. Daar breekt ze zodra ze op de behandelbank belandt en geconfronteerd wordt met haar altijd pijnlijke lichaam.

 

Gaaf construct

Leer me alles wat je weet mag dan wel een traditionele roman zijn, toch componeert Bervoets vormbewust proza waarbij de montage een expliciet deel van de vertelling vormt:

 

Wat nou als ik daar begin?

Ja, wat als ik begin bij het midden, bij wat ik me als een compleet zorgeloze tijd herinner: onze eerst drie jaren hier, aan Molenstraat 15.

 

De structuur van het verhaal wordt geëxpliciteerd zonder dat de relatie tussen de tekst en de werkelijkheid wordt geproblematiseerd. Er wordt niet luidop gedacht over de gevolgen van deze of gene keuze, niet gecontempleerd over de techniciteit van het schrijfproces, er is geen auteursinstantie die uitzoomt en weer inzoomt. Het realisme dat Bervoets hier beoogt, wordt met andere woorden niet in vraag gesteld: we blijven steeds meelopen op het belevingsniveau van en met de verschillende personages. De spanning tussen herkenning en bevreemding die Bervoets opzocht in haar vroegere werk blijft hier dan ook achterwege. Ze serveert de lezer een opvallend ‘gewoon’ en gaaf construct. Ook de alledaagse taal en de spontane verteltoon waarin het verhaal gezet is, dragen hiertoe bij. Met sprekende want clichématige details – ‘olijven van de traiteur’, ‘soepen en salades op basis van peulen en zaden’, een ‘marmeren keukenblad’ – weet Bervoets de maatschappelijke positie van haar personages te duiden. Misschien klopt het op dat vlak allemaal net iets te goed, de verhaalstrategieën worden soms net iets te zichtbaar. Ook Bervoets’ neiging om in elk hoofdstuk iets te laten gebeuren of aan te kondigen met verwachtingsvolle zinnen is weinig subtiel en doet denken aan scenario’s van tv-reeksen. Vormelijk mocht deze roman wat mij betreft wat weerbarstiger, ik mis verrassing en raadselachtige weerhaakjes te midden van zoveel gladde vakkundigheid.

Op inhoudelijk niveau snijdt Bervoets met Leer me alles wat je weet nochtans weer waardevolle thema’s aan die haar plaats in het rijtje van millennialauteurs alleen maar bevestigen.

Zich gezien en getroost weten als geliefde en als patiënt, kunnen rekenen op aandacht en herkenning, je geen paria voelen maar verbondenheid ervaren met vrienden en geliefden: daar draait het in Leer me alles wat je weet om. En ook technologie speelt hierbij een bepalende rol, want Jodie en Daniel ontmoeten elkaar immers dankzij het world wide web. Jodie komt bij Daniel terecht wanneer ze op een online forum hulp zoekt voor haar moeder, die steeds heviger lijdt aan een onverklaarbare aandoening.

 

Soms hield het dagen achtereen aan, ook als mijn moeder allang niet meer bloedde. En in de loop der jaren werden die drie dagen vier dagen, zeven dagen, twee weken, tot er geen dag in de maand meer over was dat mijn moeder géén pijn had, waarop het níét voelde of iemand twee grote vishaken in haar buikwand had geslagen en daar met sadistisch genoegen aan trok met snijdende viscose draden die uit haar vagina staken: zo beschreef mijn moeder het me, de keer dat ze op de bruiloft van mijn tante Ines een paar pina colada’s had gedronken.

Tegen Daniel zei mijn moeder niets over de vishaken.

 

Op het forum prijst men Daniel aan als een ‘topwijf’, ‘een godsgeschenk’, ‘intimiderend op een goede manier’, iemand die levens verandert door in eerste instantie gewoon te luisteren zonder af te wijzen. Wat meteen opvalt is haar empathie. Daniel heeft na een ongeval zelf continu pijn, haar eigen ziektegeschiedenis speelt een rol in haar vermogen om het verhaal van een ander te begrijpen. Die grote betrokkenheid is zowel haar kracht als haar gebrek. Ze probeert zich in te leven in iemand anders, maar er is een gebrek aan afstand: ze kan haar eigen pijnlijke lijf niet buitensluiten. In elke casus is ze telkens zelf weer de hulpzoeker in de coulissen.

 

Om het leed dat ze daarin aantrof, de verhalen die soms verbijsterend waren, niet in de laatste plaats omdat ze al zo vaak verteld waren. Jaar in, jaar uit las Daniel hetzelfde, geschiedenissen die zich bleven herhalen, oude mythes gekerfd in steeds nieuwe lichamen, nee, in al die jaren dat ze dit werk deed was er niets veranderd, en dat deed haar hardop zuchten, grommen, een enkele keer Jezus Christus sissen.

 

Al bij de eerste ontmoeting is Jodie gegrepen door Daniel en haar mooie gespierde armen waar ze haar ogen niet kan afhouden. In stilte verliefd zoekt ze allerlei redenen om tijd met haar door te brengen en zo plant ze het zaadje voor Stichting Lucille in Daniels hoofd. Deze organisatie, die mensen helpt in hun zoektocht naar een passende behandeling en een juiste diagnose, wordt het gezamenlijke project van de twee personages. Het initiatief kent onmiddellijk succes; Bervoets verweeft tientallen interventies in haar verhaal – compleet met beschrijvingen van ziektegeschiedenissen van patiënten met endometriose, schildklieraandoeningen, auto-immuunziektes, neurologische ziektes, kanker, enzovoort. De lezer krijgt behoorlijk wat concreet leed te verduren. Deze veelheid geeft de indruk van een zekere inwisselbaarheid en werkt op den duur zelfs een mate van verveling in de hand. Of is dat laatste een manier van Bervoets om de lezers met de (veronderstelde?) eigen superieure positie te confronteren, hun gebrek aan empathie en tolerantie voor klachten over ziekte en pijn, hun instinctieve afkeer van slachtofferschap en zielige verhalen? Wijst ze de lezers hier fijntjes op hun eigen onverdraagzaamheid, hun te snelle oordeel, hun ‘vanzelfsprekende’ denkkader en hun gebrek aan besef dat de eigen blik – als het goed is – samenvalt met die van gezonde mensen; een verheven blik waarin wie ziek is de uitzondering is.

Leer me alles wat je weet beoogt inzicht te geven in een wereld die grotendeels aan het zicht onttrokken blijft en doordringt je van het besef dat niet iedereen een benijdenswaardig leven leidt. Bervoets deed grondig research, bundelt veel informatie en maakt een leven met ziekte aanschouwelijk met talloze voorbeelden. Niet alleen door de veelheid van verhalen, maar ook op gevoelsmatig vlak kan de lezer niet om het belang van dit streven naar erkenning voor menselijk lijden heen. Daar klopt het hart van wat er voor Bervoets op het spel staat. Door herhaaldelijk aandacht te schenken aan de belevingswereld van chronisch zieken, wil ze deze mensen, die dreigen vergeten te worden in een samenleving die in het teken staat van prestatie, een gezicht geven. Bervoets kent de consequenties van een leven met ziekte uit eigen ervaring, ze weet wat het betekent om energie te verdelen, grenzen te bewaken, een lichaam met pijn te dragen en die pijn ook eindeloos te analyseren. Het zichtbaar maken van deze uitzonderingspositie tekende ook haar vorige roman Welkom in het rijk der zieken, nu echter verbindt ze dit thema aan de impact van ziekte op vriendschaps- en liefdesrelaties.

Leer me alles wat je weet zet op dit punt meerdere lijnen uit. In een van deze scenario’s blijkt de liefde niet bestand tegen de moeilijkheden van een zorgrelatie, waarin de zorgbehoevende zich een last voelt en de zorgverstrekker zich uiteindelijk enkel nog verzorger er geen liefdespartner meer voelt. Maar evengoed schetst ze een scenario waarin liefdespartners samen een manier van leven weten te verzinnen waarbinnen ze allebei de kans zien om door te gaan. Het liefdesverhaal van Jodie en Daniel is een ode aan de langdurige, standvastige liefdesrelatie. De rust en het geluk van de kleine dingen, ingesleten rituelen en veilige stiltes, het vanzelfsprekende samengaan van vertrouwen en vertrouwdheid, het door en door en moeiteloos herkennen van elkaars gevoeligheden en onhebbelijkheden. De grote schoonheid van dit kleine geluk spreekt uit de liefde die Bervoets ensceneert, een liefde die zowel spieren geeft als kwetsbaar maakt.

 

Eenzaamheid en technologie

In Eenzame stad onderzoekt de Britse schrijfster Olivia Laing wat het betekent om eenzaam te zijn in een metropool als New York, vanuit een poging om haar eigen verlorenheid na een relatiebreuk te boven te komen. Ze exploreert hiervoor eenzaamheid in de beeldende kunst. Als vertrekpunt kiest ze de alom bekende schilderijen van Edward Hopper. Over het werk Nighthawks merkt ze bijvoorbeeld op dat de kunstenaar zijn figuren niet louter als eenzaam afbeeldt, maar ze ook als dusdanig te kijk zet. Door zijn specifieke enscenering voegt hij voor Laing een oordeel – namelijk ‘schaam je’ – aan zijn werk toe. In haar essay beschrijft Laing wel meer intrigerende kunstwerken en makers. Ze licht er wereldberoemde figuren uit als Andy Warhol, Edward Hopper en Klaus Nomi, maar staat evengoed ruim stil bij minder bekende namen, zoals David Wojnarowicz, die in de jaren tachtig als homoseksueel maar vooral als aidspatiënt maatschappelijk verguisd werd. Het belang van activisme en de ruggensteun van de community waartoe Wojnarowicz destijds behoorde spreekt uit Laings essay. Ik werd eraan herinnerd door de scènes uit Bervoets’ roman die zich in de vroege jaren negentig in de Dunker, een vrijwilligersorganisatie voor aidspatiënten, afspeelden. Bovendien verbinden beide schrijvers het gemeenschapsgevoel met technologie. Laings oplichtende Macbook vormt een baken in het bekampen van haar isolement in New York. Dankzij het internet heeft ze het gevoel steeds verbonden te zijn met de rest van de wereld, los van het feit of dit een waarachtig of surrogaatgevoel is. Los zelfs van de bedenking of sociale media uiteindelijk niet net het omgekeerde effect bereiken van dat wat ze uitdragen, want dreigt ons sociaal leven en onze sociale vaardigheid niet net te verdorren onder invloed van al die technologie?

Bervoets’ oeuvre buigt zich al langer over dit soort vragen. In Fuzzie liet ze een personage na een liefdesbreuk genegenheid voelen voor een pluizig stukje technologie. Toegegeven, dat zachte robotje is niet hetzelfde, het is geen vervanging van de voorbije relatie, maar wil dat dan zeggen dat de gevoelens voor ‘fuzzie’ die affecten niet waard zijn? Bervoets’ roman laat het in het midden. Technologie bepaalt ons handelen meer dan we beseffen, onze manieren van denken, hoe we met elkaar omgaan. Technologie morrelt aan onze menselijkheid, maar heeft ook positieve consequenties. Ze brengt mensen samen die anders misschien wel aan een totaal isolement overgeleverd zouden zijn. Leer me alles wat je weet toont het verband tussen de strijd tegen aids en de opkomst van de eerste personal computers. In de Dunker hebben ze een heuse computerkamer met ‘vier Packard Bells’ en een ‘Pentium 100’, surfend over ‘hiv-net’ om te kunnen ‘praten met Amerika’.

 

Steeds meer patiënten kopen een eigen computer, speciaal voor hiv­net, tientallen patiënten, honderden. En die lezen allemaal mee, hè? Zo zijn ze zélf als eerste op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen, en die informatie kunnen ze meenemen naar hun artsen. En ze praten ook onderling via hun computers! Sommigen delen voor het eerst hun verhaal hier, dat kan ook anoniem –

 

In die jaren zoeken en vinden hiv-patiënten troost in (online)gemeenschappen, er ontstaan mailinglijsten waar informatie over de aandoening en mogelijke behandelingen gedeeld wordt. Technologie speelt van meet af aan een belangrijke rol in de representatie van ‘minderheidsgroepen’, zowel op het gebied van seksuele voorkeur als voor patiënten die op zoek zijn naar hulp. Dragers worden immers behandeld als paria’s; aidspatiënten zouden zelf schuld dragen voor hun aandoening door hun losbandige seksleven of zogenaamde immoreel gedrag. Ziekte wordt gekoppeld aan straf – een soort denken dat vanzelfsprekend voortvloeit uit homofobie.

In de hoofdstukken die verhalen over Daniels tijd in de Dunker onderstreept Bervoets het belang en de waarde van de geëngageerde positie. Ze beschrijft engagement als anker om ergens bij te horen, want Daniel, die geen drager is van het virus, zet zich als vrijwilliger geruime tijd onvoorwaardelijk in voor de aids-community. Ze engageert zich in de strijd voor betere medicatie, een bredere informatieverstrekking en meer inspraak bij behandelingen. Haar positie is echter niet vrij van een spanning tussen afstand en betrokkenheid. Bervoets maakt deze ongemakkelijke spreidstand knap voelbaar in een even eenvoudige als sprekende scène. Daniel tekent wekelijks present als koffiedame bij de ervaringsgespreksnamiddagen voor hiv-patiënten, ondanks haar splijtend gevoel helpt haar engagement om zichzelf nuttig te voelen. Door zich in te zetten voor een goede zaak meet Daniel zichzelf een rol aan, kleurt ze iets van haar identiteit in, en hoort ze ergens bij. Op familie kan Daniel niet terugvallen: vader is overleden en moeder is afwezig, terugverhuisd naar haar geboorteplaats Norwich.

 

Eigenlijk kon alleen Barbara min of meer voor familie doorgaan, al was het alleen omdat die haar al zo lang kende, al sinds vóór haar ongeluk. Daarbij leken Daniel en Barbara tot elkaar veroordeeld door iets wat dwingender was dan vriendschap, alsof ze er niet per se voor kozen elkaar te kennen.

 

Strijdlust en vriendschap

Leer me alles wat je weet stelt kritische vragen over de hedendaagse invulling van familie, die verschoven is en niet langer (enkel) berust op bloedverwantschap, maar op werkelijk affectieve banden. De voormalige patriarchaal-bureaucratische alliantie blijkt inmiddels voor velen achterhaald. Zeker in subculturen en emancipatorische bewegingen is deze verschuiving al geruime tijd gaande. Dat hoeft niet te verbazen, want bij personen die iets te bevechten hebben, is de kans groter dat ze uit hun oude, oorspronkelijke banden breken. Zij zijn vertrouwd met het idee dat structuren niet vast en eeuwigdurend zijn, de oude orde houdt er geen stand.

In scènes die zich afspelen in en rond de aids-community creëert Bervoets een sterk samengaan van strijdlust en vriendschap, van woede en verdriet.

Pijn die je niet kan delen maakt eenzaam, temeer wanneer het aandoeningen betreft waarover men nog in het duister tast, die vaak worden toegeschreven aan de als negatief gepercipieerde karaktereigenschappen van de drager. Hoe minder we over een aandoening weten, hoe sneller we geneigd zijn om het aan karakter toe te schrijven, stelt Susan Sontag. Dat was lange tijd zo bij kanker en aids, en dat is nog steeds het geval bij auto-immuunziekten en bepaalde chronische aandoeningen. Het hoort erbij, je moet ermee leren leven, de patiënt moet niet zeuren maar de pijn verbijten, ophouden – zoals een onsympathieke arts het in Bervoets’ roman verwoordt – ‘een erwtenprinsesje’ te zijn. Bovenop de ziekte dragen deze patiënten dus het stigma van persoonlijk falen. De koppeling die zo ontstaat tussen identiteit en schuld is destructief en maakt wanhopig. En uit de voorbeelden die Bervoets beschrijft, blijkt dat het voor sommigen nog lastiger is dan voor anderen om hulp te vinden, bijvoorbeeld door de invloed van afkomst, huidskleur, opleiding, en lichaamsgewicht.

De stichting die Jodie en Daniel samen oprichtten heeft als missie om die mensen die het gevoel hebben niet gehoord te worden en nergens terecht te kunnen, uit de brand te helpen. Dat gaat lange tijd goed, tot ook in deze context – zoals in elk sociaal gebeuren – de typische mechanismen van groepsdynamiek voor wrevel en onvrede zorgen. De stichting heeft te lijden onder geroddel, intriges en verdenking en de hulpzoekers keren zich uiteindelijk tegen de hulpverlener. Daniel de Koster wordt onder invloed van intriges ‘Daniel de Kenau’. Helemaal onverwacht is dat niet, want Daniel neemt steeds makkelijker de terminologie van medische specialisten in de mond en suggereert diagnoses, al heeft ze hiervoor geen enkele opleiding. Tegelijkertijd spelen ook gevoeligheden tussen Jodie en Daniel op, gekoppeld aan de machtsverhoudingen binnen hun relatie. Daniel vaart zonder enig overleg haar eigen koers, ze gaat pleiten voor patiënten die niet de rechtmatige zorg kregen en knoopt tuchtprocedures aan. Dat zit Jodie dwars, want gaf zij niet haar eigen droom, een rechtenstudie, op voor een gezamenlijke droom met Daniel?

Hoewel het verband aannemelijk is, voelt dit causaal psychologiseren nogal rechttoe rechtaan. Met dit soort duiding van de emoties van haar centrale personages maakt Bervoets de noodzaak voor haar verhaalschema – insert spanning en mogelijke plotwending – te expliciet. Mooi is echter dat Bervoets door het menselijk falen van haar heldin benadrukt dat goede intenties niet garant staan voor een goede afloop en dat ze het verhaal van Daniel ook gebruikt om kanttekeningen te maken bij het zogenaamde persoonlijke aandeel in ziekte en genezing. Revalidatietrajecten gaan steeds vergezeld van een jubelzang op doorzettingsvermogen, de heroïek van ‘nooit opgeven’ en ‘overwinnen’, echter: ‘Een traject eindigde nu eenmaal zelden met genezing maar meestal bij de stagnatie van verbetering […].’

Verder is Bervoets’ aandacht voor minder traditionele vriendschaps- en liefdesrelaties, de vanzelfsprekende naturel waarmee ze lesbische liefdesscènes beschrijft, bijzonder mooi. De vele getuigenissen en perspectiefwissels zorgen thematisch voor nuance, oppositie en evenwicht, scènes uit de recente geschiedenis schenken dan weer een boeiend inzicht in wat verschoven en wat nog gelijk gebleven is. De auteur rijgt haar verhaalconstruct soepel aaneen in een stijl die amper aandacht vraagt, maar zo nu en dan wel verrast met een originele vergelijking of speelse humor. Ik gaf aan het begin aan dat ik de bevreemdende verbeelding waarmee Bervoets haar verhaalwereld uit het alledaags realisme optilt miste. Toch klopt haar keuze om het fantastische achterwege te laten, want inhoudelijk is dit verhaal al vol genoeg. Leer me alles wat je weet heeft me minder gegrepen dan Welkom in het rijk der zieken of Wat wij zagen, maar beschikt niettemin over voldoende eigen merites om overeind te blijven. De liefdesgeschiedenis en de diepe vriendschappen waar Bervoets’ roman van getuigt, schetsen een vruchtbaar alternatief voor achterhaalde patronen en bergen een impliciete kritiek op het neoliberaal maakbaarheidsideaal dat teert op mechanismes van uitsluiting. Leer me alles wat je weet vraagt de lezer om stil te staan bij de complexiteit van een leven buiten de traditionele hokjes en dat verdient alle lof.

Uitgeverij Pluim, 2023

Geplaatst op 05/06/2024

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.