Proza, Signalement

Een Italiaanse winternachtdroom

Gedeelde stilte

Lalla Romano (vert. Hilda Schraa en Manon Smits)

 

Ons beeld van de naoorlogse Italiaanse literatuur werd lange tijd gedomineerd door auteurs als Italo Calvino, Primo Levi, Eugenio Montale, Alberto Moravia en Cesare Pavese. Het leek een nogal mannelijke aangelegenheid. Meer recentelijk is dit beeld aangevuld en verfijnd doordat romans van vrouwelijke schrijvers vertaald zijn, waaronder werken van Alba de Céspedes, Natalia Ginzburg en Elsa Morante. Dankzij uitgeverij Oevers en vertalers Hilda Schraa en Manon Smits kunnen we daar nu ook Graziela ‘Lalla’ Romano’s Gedeelde stilte aan toevoegen, een roman over de Tweede Wereldoorlog die in 1957 verscheen en dat jaar de Paveseprijs toegekend kreeg.

‘Feit is,’ schrijft Romano in een ook in de Nederlandse editie opgenomen nawoord uit 1998, ‘dat Gedeelde stilte wel waar is, maar niet echt waarheidsgetrouw.’ Kort schetst ze enkele verschillen met de geschiedenis waarop ze haar boek baseerde: aangepaste namen, veranderde leeftijden, inderdaad niks essentieels. Romano, op dat moment 92 jaar oud, herlas haar eigen roman veertig jaar na verschijnen als een ‘winternachtdroom’, een rake typering die de dromerige kwaliteit van haar eigen proza goed omschrijft.

 

Literatuur en verzet

Gedeelde stilte speelt zich af in het noordwesten van Italië in 1943, in de chaotische tijd direct na de afzetting van dictator Benito Mussolini, Il Duce, de bevrijding van het land en de daaropvolgende inval door Nazi-Duitsland. Van september 1943 tot mei 1945 bleef Mussolini de leider van de Italiaanse Sociale Republiek, zonder al te veel macht te hebben. Hij stond aan het hoofd van een vazalstaat van Hitler die zich uitstrekte van de Alpen tot net ten noorden van Napels.

Romano’s hoofdpersoon Giulia woont bij twee nichten van haar moeder, waar ze aan een vertaling van Flauberts Trois contes werkt – net zoals Romano zelf in die periode. Omdat er over en weer gebombardeerd wordt, trekt ze voor haar veiligheid de bergen in. Zij en haar man Stefano maken daar kennis met een ander stel, Ada en Paolo. Ada en Stefano lijken op elkaar in hun open houding en het vertrouwen dat ze de wereld schenken, terwijl Giulia meer naar Paolo trekt, een intellectueel ingestelde partizaan. Wanneer Paolo ziek wordt en een koude winter invalt, verhuizen ze naar een klein dorpje, Tetto Murato. (Het Italiaanse origineel van deze roman is naar dit dorpje vernoemd.) Welke werkzaamheden hij precies verrichte voor het verzet blijft onduidelijk, maar ze brengen hoe dan ook risico’s met zich mee. Alleen Stefano blijft in Turijn achter.

Romano was meer betrokken bij het Italiaanse antifascisme dan haar hoofdpersonage, dat in deze roman vooral met haar vertaling bezig is en zorg draagt voor Paolo. Hoewel Romano zelfs tijdens de oorlogsjaren onverdroten aan haar literaire carrière timmerde, was ze daarnaast ook betrokken bij vrouwelijke verdedigingsgroepen van de beweging Giustizia è Libertà. In de roman zijn het vooral Paolo’s verzetsactiviteiten die de oorlogsdreiging dichterbij brengen – of, beter gezegd, de angst voor vergeldingen en verlies van levens. Wanneer Giulia op weg naar Tetto Murato niet voorbij een Duitse legertruck en soldaten kan komen, ‘tilde een van die reuzen mijn fiets op, als ware het een strootje, en droeg hem voorbij de vrachtwagen’. Het is een belangrijk moment, want haar angst voor de Duitsers verdwijnt, ‘omdat ze me niet alleen al verloren leken, maar ook al gered.’ Romano legt dat verder niet uit, maar laat de weersomstandigheden wel omslaan: het wordt warmer, zonniger, alsof de gedeelde stilte tussen de soldaat en Giulia toch iets opgelost heeft.

Het is een van de vele momenten in deze roman waarop de personages zwijgen. Ook tussen Giulia en Ada en Paolo wordt veel niet uitgesproken. Zij helpt Paolo te herstellen en doet dat vaak samen met zijn vrouw. Als ze wandelen, houden ze allebei zijn hand vast; één keer nodigt het echtpaar Giulia uit bij hen in bed te slapen. Dat is geen seksueel gebaar en ook niet het begin van een liefdesrelatie tussen de drie, net zoals Stefano en Ada’s omgang niet op vleselijke lust gebaseerd is.

Romano is op iets anders uit: de in stilte verbogen intimiteit, de manier waarop een gemeenschap vorm krijgt. Dat speelt op de achtergrond met het verzet tegen Mussolini, maar op kleiner niveau vooral in het dorp. Ada en Stefano worden gezien als buitenstaanders, en tussen de nichten en Giulia verloopt het contact ook niet vlekkeloos. Zij lijken haar omgang met een bekende verzetsstrijder af te keuren, zonder daar direct consequenties aan te verbinden.

 

Vragen en antwoorden

Na een astma-aanval schrijft Paolo vier woorden op een briefje, ‘het eerste en het derde heel kort, misschien maar één of twee letters; het tweede ietsje langer, en het vierde was een heel lang woord waarvan de laatste letters steeds kleiner werden, vrijwel onleesbaar.’ Ada loopt weg voordat hij haar het briefje heeft kunnen geven, waardoor Giulia het in de hand krijgt gedrukt.

Wat staat er op het briefje? ‘Ik’, gevolgd door ‘een wat poëtisch woord dat ik toch altijd heel eenvoudig en menselijk had geacht, maar dat nu hard binnenkwam, dubbelzinnig en agressief tegelijk.’ Een woord dat Stefano doorgaans nooit zei. Daarna ‘je’ en ‘hartstochtelijk’: ik bemin je hartstochtelijk? Het blijft onuitgesproken en tegelijkertijd zal de onduidelijke inhoud van het briefje over de roman blijven hangen. Wat bedoelt Paolo met ‘beminnen’? Was het wel voor haar bedoelt, of dacht hij dat Ada er nog was? En omdat Giulia haar gedrag nooit ten diepste verklaart of erop reflecteert, ontstaat de suggestie dat wanneer ze zich na ontvangst van dit briefje meer terugtrekt uit Tetto Murato, dit in reactie is op Paolo’s verklaring.

Gedeelde stilte eindigt zonder antwoorden en dat maakt het zo’n prettige en opvallende leeservaring. Romano plaatst de zoektocht naar intimiteit en verbinding tussen haar hoofdpersonages in een koude winter en ze geeft zich dan ook graag over aan atmosferische beschrijvingen van het landschap:

  ‘Misschien kwam het juist door de sneeuw.

De oude weg leek in de omgeving op te gaan, weer te verschijnen, geen einde meer te hebben. Toch was het geen dikke sneeuwlaag, het waren dwarrelende vlokjes in de donkere lucht van een nachtelijke wintermiddag, vlokjes die nu eens wervelden, dan weer vertraagden, alsof ze aarzelden of ze op de grond zouden blijven liggen of zouden verdwijnen.’

Na die passage over de sneeuw verklaart Ada dat Giulia niet terug naar huis kan. Ze blijft eten in Tetto Murato, waar ze zich ‘gelukkig, en tegelijkertijd ook weemoedig’ voelt, ‘alsof de huidige blijdschap me ergens deed denken aan een andere, vergeten blijdschap’. Die nacht speelt Paolo’s zwakke gezondheid op en moet Ada hem redden door een flinke spuit in z’n lijf te zetten. Het brengt de drie dichter bij elkaar.

Romano beschrijft deze gebeurtenissen minder rechtlijnig dan ik dat nu doe. De oorzaak-gevolg-relaties vul je als lezer van deze roman zelf in. Als Giulia de volgende dag het dorp weer verlaat, loopt ze over de besneeuwde weg. ‘Het pad lag uitgestrekt onder sneeuw, alsof het dood was,’ merkt ze op. ‘En overal rondom verwondering en tegelijkertijd die voldoening, als van iemand antwoord heeft gekregen, de voldoening die rust op het gezicht van de doden.’ Sprekende metaforen, scherpe emoties, maar heeft Giulia antwoord gekregen? Of is haar leven uiteindelijk toch vooral een Italiaanse winternachtdroom?

Uitgeverij Oevers, Zaandam, 2025
ISBN 9789493367319
191p.

Geplaatst op 20/08/2025

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.