Ze zien er schattig uit, de ‘kentuki’s’ die in Duizend ogen, de jongste roman van de Argentijnse schrijfster Samanta Schweblin (Buenos Aires, 1978), de wereld veroveren. Het zijn poppen met het uiterlijk van een panda, een konijn, een mol of zelfs een draak. En iedereen wil er een hebben: in huis, in de auto, op straat en zelfs mee met vakantie. ‘Ze waren voortdurend in het nieuws,’ vertelt de auteur. ‘De gebruikers deelden video’s op alle sociale media, met zelfopgenomen beelden van kentuki’s hangend aan drones, steppend of stofzuigend. Stijlvolle instructies, persoonlijke tips, wonderbaarlijke reddingen tegenover ongewone ongelukken… Het was haast een wonder dat er nog steeds geen regeling bestond voor het gebruik van kentuki’s.’
Zo’n regeling is geen overbodige luxe, want de rage betreft geen gewone poppen. De kentuki’s zijn uitgerust met een camera en microfoon en kunnen zich, op afstand bediend, vrijelijk bewegen. Wie hen bedient, wie alles beziet en beluistert wat zich voor zijn kentuki afspeelt, is voor de bezitter een raadsel. Het kan de buurvrouw zijn, of iemand op een ander werelddeel. Iedere kentuki-eenheid bestaat uit twee elementen: de pop en het besturingsprogramma. Ze worden afzonderlijk gedistribueerd en verkocht. Bij wie aan de ene kant de panda, het konijn of de mol terechtkomt, en wie aan de andere kant toegang krijgt tot de intimiteit van de koper, is een kwestie van toeval.
Zo ontstaat voor beide partijen een intrigerend raadsel, dat aan weerskanten van die toevalsrelatie tot veel gepuzzel leidt. Wie kijkt? Wie wordt bekeken? In korte hoofdstukjes beschrijft Schweblin aan de hand van een tiental personages hoe dat her en der op de wereld uitpakt. In Lima krijgt een bejaarde vrouw van haar zoon een kentuki cadeau opdat ze zich niet zo eenzaam voelt. In Umbrië moet het zoontje van gescheiden ouders ermee de nodige sociale vaardigheden opdoen. In Mexico zwicht de vriendin van een installatiekunstenaar voor haar panda-kentuki in een impulsaankoop. In Peking exploreert een scholier via ‘zijn’ pop het liefdesleven van een buurman en -vrouw in Lyon.
Aan dat spel van exhibitionisme en voyeurisme dankt deze nieuwe gadget zijn succes, al is Schweblin een te goede schrijfster om dat met zoveel woorden te zeggen. Zij toont, zij legt niet uit. En wát zij toont is verontrustend vanaf de allereerste scène, zelfs vanaf de eerste zin: ‘Het eerste wat ze deden was hun tieten laten zien.’ Drie meisjes spelen een uitdagend spel met hun kentuki, dat uiteindelijk tot een soort ‘sexting’ leidt, waarvan de zwakste van de drie het slachtoffer wordt. Onder de chantage-dreiging van de onbekende die haar via de knuffel bekijkt, besluit zij het ding te vernietigen. In Duizend ogen zijn we dan pas acht bladzijden ver.
Doem
Doem hangt dus vanaf het begin over de verhalen die Schweblin rond deze ‘schattige’ knuffels weeft. Daarvoor toonde zij al in eerdere boeken een opmerkelijk talent. Haar in 2011 in het Nederlands verschenen verhalenbundel De mond vol vogels roept keer op keer de ervaring op van een vervreemde wereld, vaaglijk doortrokken van onderhuids geweld dat des te beangstigender is doordat het zelden expliciet wordt. Ook hier is de openingszin van het titelverhaal veelzeggend: ‘Silvia’s auto stond voor het huis geparkeerd, met de knipperlichten aan.’ Meteen weet je: dit is een noodsituatie – want anders waren die knipperlichten wel uitgezet. Het onheil schuilt ook hier in een jong meisje, hét cliché voor bedrieglijke naïviteit. Niet een meisje dat die onschuld verraadt in het tonen van haar vulgair omschreven ‘tieten’, maar een dat zich uitsluitend nog wil voeden met volièrevogels, verscheurd met veren en al: een bloederige ‘mond vol vogels’.
Haar literaire meesterproef legde Schweblin af in haar vijf jaar later vertaalde korte roman Gif, die de lezer voor niet geringe opgaven stelt. Wie er in dit als dialoog verschenen verhaal aan het woord zijn is na enkele bladzijden wel duidelijk: een moeder voert in gedachten een gesprek met haar kleine zoontje, die na het drinken van vergiftigd water in levensgevaar verkeert. Maar hoe inwendig dat gesprek ook mag lijken, het zoontje spreekt haar wél toe vanuit een eigen werkelijkheid waarop zij geen vat heeft. De vraag waar het kind gebleven is krijgt een bevreemdende wending wanneer die toegespitst raakt op de vraag in welk lichaam diens geest zich ophoudt. Magische praktijken van een heksachtige buurvrouw lijken te hebben geresulteerd in een bewustzijnsverwisseling, die de geest van het kind redt door het te scheiden van het gevaar dat huist in diens vergiftigde lichaam.
Dit is althans een van de mogelijke interpretaties van dit onthutsende verhaal, dat de lezer voortdurend op dwaalsporen leidt en waarin hij zich met moeite een weg moet banen. Dat is niet alleen een vorm van literaire spielerei. De desoriëntatie en wanhoop die zich soms van de lezer meester maken, vormen een parallel met de wanhoop en radeloosheid van de hoofdpersoon: de moeder die haar kind uit haar vingers ziet wegglippen en niet weet wat te doen. In dat opzicht is de oorspronkelijke titel van het boek veelzeggend: Distancia de rescate – in de tekst vertaald als ‘veilige afstand’. Dat is de afstand die de moeder nog kan overzien en waarop zij nog kan ingrijpen om haar kind voor onheil te behoeden. De lezer deelt in de ervaring die reddingslijn (rescate betekent ‘redding’) te zien wegglippen, die van dit boek het eigenlijke onderwerp of beter gezegd de eigenlijke nachtmerrie is.
Zo wurgend als de doem in Gif is, wordt hij in Duizend ogen nergens. Maar het onheil sluipt niettemin bij alle kentuki-bezitters of -bestuurders binnen. De vrouw in Lima moet toezien hoe in het Duitse Erfurt de bezitster van ‘haar’ pop wordt ingepalmd door een onbetrouwbare charmeur. Een jongen en meisje in Zagreb ontdekken via ‘hun’ kentuki in het grensgebied van Venezuela en Brazilië hoe daar een kind wordt verhandeld als seksslavin. Chantage, bedreigingen en vernielde poppen maken plaats voor de fascinatie met de nieuwe gadget, die plotseling een stuk minder schattig blijkt te zijn dan aanvankelijk leek. Niet alleen als spannend speeltje, maar ook als pop. Wat er eerst nog zo aaibaar uitzag, blijkt nu liefdeloos in elkaar geflanst fabriekswerk.
Zo lelijk als de kentuki’s zich voor de ogen van hun ontgoochelde en steeds angstiger wordende bezitters vertonen, zo bedenkelijk zijn ook de praktijken die rond de wereldwijde rage daarvan tot bloei komen. Slimmeriken beginnen een handeltje in gemanipuleerde software, waardoor het niet langer een toeval is in welke kentuki, waar en bij wie, de ‘kijker’ terechtkomt. Een gescheiden moeder ziet haar zoontje als mogelijk slachtoffer van een kentuki-pedofiel, anderen gaan met hun pop seksuele relaties aan. In de poolstreek van Noorwegen zet iemand een soort ‘kentuki-bevrijdingsfront’ op. De vriendin van de installatiekunstenaar ontdekt dat zij het centrale object van de nieuwe tentoonstelling van haar vriend is geworden, in haar intimiteit genadeloos geobserveerd door haar eigen kentuki en voor altijd getekend in de ogen van de mensen om haar heen.
Schaamteloos
Samanta Schweblin is niet de eerste schrijfster die de bedreiging van de persoonlijke levenssfeer door steeds verder oprukkende sociale media tot de focus maakte van een dystopische roman. In 2013 zette Dave Eggers daarvoor al de toon met zijn succesvolle en vier jaar later verfilmde roman De cirkel, nauw verholen geïnspireerd op de ambities van Google om elke informatie publiekelijk toegankelijk te maken – inclusief die uit de meest persoonlijke levenssfeer. Schweblin voegt daar haar onmiskenbare talent voor het oproepen van het unheimliche in het alledaagse aan toe. Wie Duizend ogen dichtslaat, zal de talloze gadgets om ons heen die, soms zonder dat wij het weten, met internet verbonden zijn, met enig ongemak bekijken.
Als dat de moraal of de waarschuwing van dit boek is, dan is er voor de lezer alle reden om die ter harte te nemen. Zo nadrukkelijk als de wet en de publieke opinie hameren op de onschendbaarheid van de persoonlijke levenssfeer, zo luchthartig geven we die tegelijkertijd prijs op de almaar talrijker wordende sociale media. De gevaren daarvan komen bijna dagelijks in het nieuws, maar de zucht tot exhibitie en voyeurisme wint het elke keer weer. Zijn de grote tech-bedrijven achter die app’s en logaritmes daarvoor mede verantwoordelijk? In ieder geval buiten ze die menselijke zwakheden schaamteloos uit. Eggers liet dat in zijn Google-roman duidelijk zien. Bij Schweblin is die dimensie zo goed als afwezig. Zij concentreert zich geheel op wat we maar de consumentenkant van de nieuwe technologie zullen noemen.
Maar een roman is meer dan een zedenles – en in dat opzicht stelt Duizend ogen enigszins teleur. Op geen enkel moment komt het boek zelfs maar in de buurt van de literaire complexiteit van Gif. Met de verrassende inventiviteit van De mond vol vogels kan het niet concurreren – eenvoudigweg omdat dit boek nu eenmaal rond één thema is opgezet en de verschillende subplots daarop slechts variaties kunnen zijn. Zeer diverse variaties ongetwijfeld, maar uiteindelijk loopt iedere verhaallijn uit op eenzelfde soort ontknoping.
In dat laatste schuilt het grootste literaire probleem van Duizend ogen. Het boek heet een roman te zijn, maar is in werkelijkheid veeleer een bundel verhalen die door hun gemeenschappelijke onderwerp bijeen worden gehouden. De verdieping in karakter en plot die je van een roman mag verwachten blijft daardoor uit, terwijl anderzijds de diversiteit van een verhalenbundel verbleekt onder het dwangmatig licht van de éne boodschap. Zo succesvol als het boek dankzij de ‘moraal’ ervan mag zijn, zo ontgoochelend is het als getuigenis van de kracht die Schweblin zoveel overtuigender toonde in haar eerste roman Gif – die in werkelijkheid ook al minder een roman dan een novelle was. Als schrijfster op de korte baan heeft Samanta Schweblin zichzelf meer dan voldoende bewezen. Voor de langere adem die een echte roman vereist staat die belofte echter nog uit. Dat zij die zal inlossen lijdt weinig twijfel. Maar in Duizend ogen gebeurde dat nog niet.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.