Disclaimer: In deze tekst komt een ‘deadname’ voor. Dat betekent dat de auteur van gender en naam is veranderd. In deze bespreking betreft de deadname ‘Marieke Lucas Rijneveld’. Want tegenwoordig gaat diezelfde persoon als ‘Lucas Rijneveld’ door het leven.
De Reactor streeft ernaar een inclusief platform te zijn. De Reactor is kritisch over de literatuur die zij recenseert en heeft de beslissing genomen om niet te censureren maar kritisch te beschouwen. Daarom geeft De Reactor het aan wanneer er in een tekst taal voorkomt die in een inclusief en divers wereldbeeld problematisch is. Ben je benieuwd naar een inclusief beleid op taalgebruik, download dan hier de handreiking van Codedi.
De afgelopen tijd verschenen er flink wat romans waarin de seksualiteit van de jonge vrouw wordt onderzocht. Denk bijvoorbeeld aan Het aanbidden van Louis Claus (2021) van Helena Hoogenkamp, Regeneratie (2021) van Eva Coolen en De geschiedenis van mijn seksualiteit (2021) van Tobi Lakmaker. Opvallend genoeg flirt in elk van deze boeken het vrouwelijke hoofdpersonage met de gedachte op vrouwen te vallen en wordt dat idee ook regelmatig ten uitvoer gebracht.
diepdiepblauw van Nikki Dekker wordt in besprekingen vaak in één adem genoemd met een of meerdere van bovenstaande werken. Ook deze bejubelende roman verhaalt tenslotte van de zoektocht van een jong, naamloos vrouwelijk personage naar haar eigen seksuele voorkeuren, en ook zij experimenteert er lustig op los. We volgen de hoofdpersoon van haar eerste zoen met een meisje tot een polyamoureuze relatie met één man en meerdere vrouwen.
Die laatste constellatie lijkt het hoofdpersonage uiteindelijk nog het best te passen, maar een definitieve vorm waarmee zij en de mensen met wie ze deze relaties aangaat helemaal tevreden zijn, vindt ze niet. Altijd is er weer het gevoel van verbodenheid, jaloezie of iets anders wat in de weg zit. Als lezer zoek je driftig met haar mee: welke vorm zou het best passen?
Daarbij rijst bij zowel het hoofdpersonage als de lezer herhaaldelijk de vraag of het hoofdpersonage zich stiekem toch niet meer aangetrokken voelt tot vrouwen dan tot mannen. Haar eerste meisjeszoen was geen bijzonder prettige ervaring: ze werd er als tiener door overvallen, voelde zich weinig aangetrokken tot de ander en werd vervolgens tot haar ongenoegen door de hele school bestempeld als lesbienne. Ook haar opvoeding speelt ongetwijfeld een rol: op vrouwen vallen werd door haar ouders en andere volwassenen vooral neergezet als een experimentele fase die vanzelf weer overgaat.
Ook de ervaringen met mannen kennen zo hun rafelranden. Zo is er de jongen met wie ze op een feest begint te dansen en die, als zij naar de bar loopt om een drankje te halen, achter haar aan beent om te roepen dat ze hem niet zomaar kan opgeilen om er vervolgens vandoor te gaan. Het is het begin van een pijnlijke relatie, waarin het hoofdpersonage continu wordt uitgescholden en gekleineerd, maar poeslief blijft vragen of hij vanavond, ondanks zijn dronkenschap, bij haar in bed komt slapen. Als lezer kun je enkel de conclusie trekken dat de ik-figuur last heeft van een gebrek aan eigenwaarde.
De eerste kennismaking met haar uiteindelijke vriend Ruben verloopt evenmin bijzonder soepel. In een café raken ze aan de praat over de poëzie die zij schrijft, waarna hij analyseert dat haar gedichten altijd ‘aan iemand anders gericht zijn’. Terwijl, is zijn bewering: ‘Échte poëzie praat niet tegen andere mensen, maar verwijst alleen naar zichzelf.’
De opmerking houdt de ik nog maandenlang bezig. Ze herziet haar gedichten en ontwikkelt een nieuwe poëtica. Intussen ontmoet ze Ruben opnieuw en blijkt hij niet alleen betweterig, maar ook lief te zijn. De vlammende verliefdheid zoals die van de passages over ervaringen met vrouwen spat, treffen we hier echter niet aan. Of komt dat doordat die ervaringen tijdelijke, soms zelfs een beetje geheime affaires zijn, die steeds weer worden afgekapt voordat de sleur toeslaat?
Wanneer diepdiepblauw enkel uit deze serie aan voorvallen had bestaan, was het wellicht een wat braaf boek geweest, maar gelukkig is er meer. Dekker verweeft al deze scènes met essayistische alinea’s over het zeeleven. Van het zeepaardje tot de blobvis, van de zeehond tot de dolfijn: allemaal krijgen ze een plaats in deze roman. We lezen over de manieren waarop zij hun liefde aan elkaar tonen, zich voortplanten en flirten met soortgenoten van hetzelfde geslacht. Elk krijgen ze een hoofdstuk toebedeeld, waarin Dekker de delen over deze waterbewoners wonderschoon vermengt met scènes uit het leven van haar hoofdpersonage. Ze geven meer bloot over haar gevoelens dan de auteur met rationele formuleringen aan ons zou kunnen duidelijk maken. Wanneer ze wordt geconfronteerd met de roddel dat ze met een meisje zou hebben gezoend, schrijft ze bijvoorbeeld over de platvis:
Binnen enkele minuten kan een platvis de kleur van zijn omgeving precies nabootsen. Zijn ogen, die allebei aan de bovenkant van zijn platte lijf zitten, kijken om zich heen, en de hersenen sturen signalen naar kleurcellen in het lichaam, die op basis van die informatie hun pigment op zo’n manier ordenen dat de huid wegvalt tegen z’n omgeving. Zolang hij niet zwemt, is het bijna onmogelijk om een platvis met het blote oog op de zeebodem te zien liggen. Pas als hij in beweging komt, zie je hem.
Dit meisje wilde zo lang mogelijk ongezien blijven, zoals iedereen op de middelbare school, legt ze later uit. Ze streefde in feite na wat de platvis van nature doet. Ze droeg de kleding die anderen droegen, hanteerde dezelfde bewegingen als ieder ander, voer met haar zorgvuldig gekozen woorden zoveel mogelijk mee op de bestaande stroming, in de hoop dat niemand opmerkte hoe bang ze was om afwijkend te worden gevonden. En nu wordt dit meisje uit de vissenschool gepikt, als een platvis die noodgedwongen in beweging wordt gebracht. Ze heeft niet meer dezelfde kleur als haar omgeving: ze is anders.
Deze impliciete vergelijkingen maken diepdiepblauw tot een wonderschone leeservaring, die ons niet alleen meer leert over de variëteit van het onderwaterleven, maar ons ook met de neus op het feit drukt dat de mens eigenlijk behoorlijk krampachtig is met al die hokjes over man en vrouw, homo- en heteroseksueel, cis en trans. Slakken zijn daar misschien wel het bekendste tegenvoorbeeld van: omdat ze zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsdelen hebben, kunnen ze tijdens het paren zowel penetreren als gepenetreerd worden.
Met zulke inzichten schuurt Dekker aan tegen een aantal andere romans die het dierenrijk inzetten om ons bewust te maken van onze beperkte menselijke blik op gender en seksualiteit. In haar debuutroman De wateraap (2019) zet Libris Literatuurprijs-winnaar Mariken Heitman al een overtuigend verhaal neer over een jonge biologe die op zoek gaat naar haar seksuele voorkeuren via haar onderzoek naar een dier dat in het verre verleden zowel in de zee als op het land kon leven. In Het verhaal van Benito Benin en dat van Fanny (2018) vertelt Jolanda Entius over een meisje dat misschien liever een jongen wil zijn en via haar vriendschap met een slak ontdekt dat er meer variaties zijn dan alleen man en vrouw. En ook Mijn lieve gunsteling (2020) van International Booker Prize-winnaar Marieke Lucas Rijneveld grijpt in de genderzoektocht van het hoofdpersonage naar verhalen als die van de zeepok, ‘een garnaal die zowel mannetje als vrouwtje was en maar liefst twee piemels had die vijfentwintig keer langer waren dan hun eigen lengte’.
Toch is diepdiepblauw origineel genoeg om als een waardevolle toevoeging aan het gendergenre te beschouwen. In Dekkers roman lijken bij het hoofdpersonage weinig twijfels over haar vrouw-zijn aanwezig. Ze zoekt in die zin niet naar de juiste vorm voor zichzelf, lijkt het, eerder naar de juiste vorm voor haar gevoelens. Toch is ze niet geheel tevreden met dat lichaam: er moeten kilo’s af om het volmaakt te laten zijn. In deze zoektocht haalt zij ook regelmatig vormen van populaire cultuur aan, van Disneyprinsessen tot Bridget Jones, die duidelijk maken tussen welke nauwe grenzen je als vrouw moet zien te bewegen. Zo kwam de oorspronkelijk broodmagere actrice Renée Zellweger twintig kilo aan om de titelrol van laatstgenoemde film te mogen spelen, om vervolgens te worden neergezet als mollige, eenzame vrijgezel, terwijl ze tijdens het filmen nog steeds een gezond gewicht had. En wanneer het hoofdpersonage als jong meisje uit liefde voor het water besluit van zwemmen haar sport te maken, wijst haar vader haar erop dat ze daar wel bredere schouders van zal krijgen. En dat is natuurlijk niet mooi.
Hoe tolerant we onszelf ook durven te noemen, uiteindelijk wil een belangrijk deel van de samenleving nog steeds het liefst dat iedereen ‘gewoon’ in het hokje van heteroseksuele man of vrouw past, die zich gedraagt volgens de bijbehorende normen en stereotypen. Over alle andere vormen heersen pijnlijke vooroordelen – homoseksuele mannen dragen altijd soa’s bij zich, biseksuelen eten zelfzuchtig van twee walletjes etc. – die het hoofdpersonage van diepdiepblauw stuk voor stuk kritisch bekijkt, met de peilloze oceaan en al het leven daarin als achtergrond. Zelfs de seksuele variaties die we daar vinden, blijken niet altijd geschikt te worden bevonden voor het grote publiek. Zo concludeert het hoofdpersonage op een gegeven moment dat zelfs de rijke Blue Planet-documentaireseries van David Attenborough niet het hele verhaal vertellen: waarom horen we in al die afleveringen alleen maar verhalen over heteroseksuele zeedieren? Waarom zien we nooit eens twee mannelijke zeehonden innig met elkaar knuffelen, terwijl ze dat wel degelijk doen?
Dekker heeft met diepdiepblauw een rijke debuutroman geschreven. Hoogstens zou je er op aan kunnen merken dat er wel heel veel verschillende bijfiguren de revue passeren. Ja, de ik is op zoek en schuwt daarbij het experiment niet, maar nu komen en gaan de medekroeggangers, oude schoolvriendinnen, internetdates en andersoortige kennissen in zo’n hoog tempo – en keren ze ook met regelmaat terug – dat ze niet allemaal evenveel diepgang krijgen. Steeds lijkt het moment alweer voorbij voordat het echte ontdekken kan beginnen. Misschien schuilt daarin ook wel de boodschap van diepdiepblauw: Dekkers hoofdpersonage blijft aan het wateroppervlak cirkelen, turend naar al het water onder haar, zich verwonderend over alle verschillende vormen van leven die daar te vinden zijn, maar uiteindelijk is ze te bang om de grote sprong te wagen en dus blijft het bij kortstondige pogingen die worden afgekapt wanneer de duik te diep wordt. Het water is tegelijkertijd een vriend en een vijand: een die je de rijkheid aan mogelijkheden laat zien, maar die je ook voor altijd laat zoeken naar de voor jou passende vorm.
Een recensie over diepdiepblauw van Nikki Dekker door Anne van den Dool, in samenwerking met het Algemeen-Nederlands Verbond en het Willemsfonds in het kader van de Bronzen Uil.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.