Proza, Recensies

Het geweld van de literatuur

De onvermijdelijkheid van geweld

Yambo Ouologuem (vert. Martine Woudt en Gertrud Maes)

Voor zijn debuutroman De onvermijdelijkheid van geweld kreeg de Malinese schrijver Yambo Ouologuem (1940-2017) de Prix Renaudot 1968 toegekend. Hij was daarmee de eerste Afrikaanse schrijver die met deze belangrijke Franse literaire onderscheiding bekroond werd. De roman werd onmiddellijk als uitzonderlijk sterk en van internationaal hoog niveau geprezen, maar het is in de eerste plaats ‘de affaire Ouologuem’ die als een schaduw over de literaire nawerking ervan is blijven hangen.

De roman zorgde snel voor controverse vanwege zijn kritische en zelfs negatieve beeld van de prekoloniale Afrikaanse samenleving met zijn traditionele waarden en rituelen. Vanuit Afrikaans perspectief vertelt Ouologuem het verhaal van het fictieve rijk Ziuko-Nakem dat eeuwenlang werd gedomineerd door de Saïfs-clan, een dynastie die haar superioriteit ontleende aan haar vermeende Joodse afkomst. De Saïfs zouden afstammelingen zijn van Cham, een van de drie zonen van Noach, en zich daardoor superieur voelen aan de meer donkere subsaharaanse volkeren, die werden uitgebuit en tot slaaf gemaakt. De roman omspant de periode van de dertiende eeuw tot de onafhankelijkheidsstrijd van de Afrikaanse naties na de Tweede Wereldoorlog. De Saïfs slagen erin zich steeds opnieuw te associëren met de vreemde machthebbers door bedrog, politieke manipulatie en het gebruik van geweld om tegenstanders uit te schakelen. Het machiavellisme wordt door de Saïfs tot in zijn meest extreme excessen gevierd.

De onvermijdelijkheid van geweld beweegt zich – soms met reuzenstappen, soms traag, soms gedetailleerd realistisch, dan weer archaïsch mythisch – door de geschiedenis van het prekoloniale Afrika over de periode van de Arabisch-islamitische slavernij tot de Europees-christelijke kolonisering. De ambitie van de roman is om een panoramische Afrikaanse geschiedenis van binnenuit te schrijven. Al moet ieder woord in deze zin tussen aanhalingstekens geplaatst worden. Het is duidelijk dat na het lezen van De onvermijdelijkheid van geweld termen als ‘roman’, ‘geschiedenis’, ‘Afrikaans’ en ‘van binnenuit’ zeer problematische begrippen zijn. Ze zijn door Ouoluguems literaire mangel gehaald en daar bepaald niet ongeschonden uitgekomen.

Zo valt het ‘Afrikaanse’ perspectief van Ouologuem niet samen met het paradigma dat in de jaren zestig van de vorige eeuw gangbaar was. Integendeel zelfs en dat verklaart mede de initiële schok die de roman teweegbracht. Tijdens de dekolonisatie en de onafhankelijkheidsstrijd van de Afrikaanse naties na de Tweede Wereldoorlog stond de Afrikaanse literatuur nadrukkelijk in het teken van de négritudeideologie (zoals die was uitgewerkt door de Frans-Martinikaanse auteur Aimé Césaire en de Senegalese dichter en filosoof Léopold Senghor), waarin de prekoloniale Afrikaanse waarden en tradities geïdealiseerd en geromantiseerd werden als een tegengewicht tegen de vaak vernederende koloniale beeldvorming. Met zijn roman wierp Ouologuem meedogenloos een steen door dit idyllische raamwerk: het prekoloniale Afrikaanse geweld doet in niets onder voor het geweld van het Europese kolonialisme. Zowel de westerse beschavingsmissie als de Afrikaans-Arabische geschiedenis wordt ontmaskerd als een mengeling van machtswellust, manipulatie, uitbuiting en onmenselijke wreedheid. De roman van Ouologuem stond daarmee aan het verre uiteinde van het door Césaire en Senghor uitgedragen Afrikaanse humanisme.

De onvermijdelijkheid van geweld verdeelde de meningen, zowel in Afrika als in het Westen. Terwijl de Nigeriaanse schrijver Wole Soyinka de roman verdedigde, wees Senghor op de noodzaak van politiek engagement en van respect voor de traditie. Het belang van de roman van Ouologuem kan niet worden overschat. Uit de scherven en brokstukken die het boek na zijn verwoestende passage naliet, ontstonden heel snel nieuwe literaire wegen waarop de moderne postkoloniale Afrikaanse roman zich zou gaan ontwikkelen.

 

Plagiaat?

Na het verschijnen van de Engelse vertaling – Bound to Violence – ontstond in 1972 een nieuwe controverse, de eigenlijke ‘affaire’. In een anoniem artikel in The New York Times werd Ouologuem beschuldigd van plagiaat. De roman werd schatplichtig bevonden aan onder andere It’s a Battlefield (1934) van de Britse Graham Greene en Le Dernier des Justes (1959) van de Frans-Poolse André Schwarz-Bart. Schwarz-Bart reageerde sportief en zelfs gevleid, maar Greene spande een rechtszaak aan, die hij won. De roman werd in Frankrijk uit de rekken genomen. Het effect van de hele affaire op Ouologuem zelf was vernietigend. Hij trok zich ontgoocheld terug uit het literaire leven, stopte met schrijven, vestigde zich opnieuw in Mali en leefde daar tot zijn dood in 2017 in afzondering.

De roman verdween echter niet volledig uit het collectieve literaire bewustzijn. De laatste twee decennia is de academische aandacht ervoor duidelijk toegenomen. De meest spectaculaire herwaardering kwam echter onlangs vanuit de literatuur zelf. De jonge Senegalese schrijver Mohamed Mbougar Sarr nam Ouologuems roman en biografie – een komeet die even snel aan het literaire firmament verschijnt als weer verdwijnt – als inspiratie voor zijn roman De diepst verborgen herinnering van de mens (eerder door mij besproken voor De Reactor), inmiddels bekroond met de Prix Goncourt 2021.

Over het plagiaat van Ouologuem is veel inkt gevloeid. Zelf beweerde hij dat de uitgever de aanhalingstekens rond een aantal citaten niet had overgenomen, iets wat de uitgever nooit formeel heeft ontkend. Tegelijk heeft Ouologuem ook nooit zijn oorspronkelijke manuscript ter verdediging voorgelegd. Mbougar Sarr gaat in zijn roman uitvoerig in op deze affaire en stelt een aantal scherpe vragen bij de houding van het Franse literaire establishment: zou een witte auteur in dezelfde omstandigheden hetzelfde zijn behandeld? Zou ‘plagiaat’ dan niet sneller vervangen zijn door de term ‘intertekstualiteit’, die in de jaren zestig in het werk van onder anderen de literatuurtheoretici Julia Kristeva en Roland Barthes opgang maakte? Was de negatieve reactie een wraakactie op een Afrikaans genie dat zich te ver gewaagd had op het terrein van de moderne witte literatuur?

De ontleningen en citaten zijn trouwens verre van gratuit. Ouologuem verwijst niet toevallig naar Le Dernier des Justes van André Schwarz-Bart, een roman die gaat over de Jodenvervolging in de Europese geschiedenis van de middeleeuwen tot het midden van de twintigste eeuw. Voor Ouologuem is de eeuwenlange Arabische slavenhandel in zwart Afrika – Afrikanen die Afrikanen verkopen en mishandelen – een catastrofe van dezelfde onmenselijke orde als de holocaust. Verdedigers van Ouologuem hebben erop gewezen dat precies het problematiseren van de term ‘authenticiteit’ de inzet is van de roman. Hij ontmaskert de négritude-beweging als de geïdealiseerde uitdrukking van een geconstrueerde en naar het verleden geprojecteerde authenticiteit. Ouologuems roman is een niet mis te verstaan verzet tegen de Afrikaanse roman waarvan verwacht werd dat hij zich enerzijds ideologisch inschreef in de strijd voor de opbouw van de natie en anderzijds een poging deed om een prekoloniale geschiedenis te schrijven gebaseerd op gezamenlijke Afrikaanse waarden en tradities. Tegelijk is het werk in de figuur van Fritz Shrobenius – naar de Duitse Afrikaspecialist Leo Frobenius (1873-1938) die een grote invloed had op Senghor – ook een parodiërende afrekening met het streven van de Europese antropologie naar ‘ware’ kennis over Afrika.

 

Illusieloos mensenepos

Wat Mohammed Mbougar Sarr ten gronde heeft begrepen, is dat het echte schandaal van De onvermijdelijkheid van geweld niet zozeer de politieke reacties of het plagiaat zijn, maar de literatuur zelf. De ‘onvermijdelijkheid van geweld’ – eigenlijk ‘de plicht van geweld’ (Le devoir du violence) – is het geweld van de literatuur als literatuur. De schriftuur van Ouologuem is literair zeer krachtig, zelfs overweldigend. Niet alleen wordt het menselijk geweld – tribale slachtingen, verkrachtingen, vergiftigingen, martelingen, moorden en meer – op bepaalde momenten op nauwelijks te verdragen gedetailleerde en expliciete manieren geëvoceerd, ook de gehele opbouw van de roman getuigt van een ‘gewelddadige’ constructie.

Collage, montage, patchwork,… er zijn vele termen gebruikt om de roman te beschrijven. Ouologuem maakt gebruik van het hele culturele en literaire erfgoed dat hem ter beschikking staat, zowel uit de literaire als de orale literatuur, zowel Europees als Arabisch en Afrikaans, zowel seculier als religieus, om een gebroken, rusteloos en illusieloos mensenepos te schrijven. Geen kleine uitdaging voor de vertalers Martine Woudt en Gertrud Maes. Ook als lezer beweeg je je steeds tussen die brokstukken. De reis door stijlen, genres, allerlei politieke en culturele discours is even indrukwekkend als de reis die de roman maakt door de tijd: kronieken, lofzangen, (fictieve) historische documenten, anekdotes, fabels, wijsheden, archaïsche aansprekingen, religieuze retoriek, sociologische data, een erotiek tussen rauw realisme en lyrische romantiek, uitvoerige beschrijvingen van martelingen en even gedetailleerde beschrijvingen van koninklijke kledingstukken en stoffen, maaltijden en samenkomsten, evocaties van de schoonheid van de natuur, de onmenselijkheid van de mens en veel meer. In zijn nawoord bij de vertaling zegt Vamba Sherif: ‘literatuur is een speelveld waar alles kan, als de schrijver maar de moed heeft.’

Dat spel speelt Ouologuem ook met de notie van ‘geschiedenis’. Soms zijn de tijdsaanduidingen zeer vaag, soms tot op het uur precies. In het begin van de roman staan vooral de mythes rond het brutale geslacht van de Saïfs centraal, in het tweede deel komen bepaalde personages en hun individuele levens voor het voetlicht. In beide gevallen gaat het om brokken en stukken die zich niet door een naïeve geschiedenisopvatting laten verteren. De roman kan nog het best gelezen worden als een spiegeling van het geweld dat het moderne Afrika historisch heeft gevormd. Net zoals Afrika door de Arabische slavenhandelaars en de Europese kolonialisten geplunderd werd, zo ‘plundert’ en herschikt Ouologuem op zijn manier de literaire erfenis van zowel Europa als Afrika en de Arabische wereld.

Het laatste wat Ouologuem wilde was een authentieke zwarte stem laten horen. Zijn roman is net bewust opgebouwd als een versplintering van stemmen, genres, stijlen en verteltradities. Kronieken, officiële documenten, sociologische en etnologische data, journalistiek commentaar worden gebruikt en misbruikt, geparodieerd en gepasticheerd. Niet om iedere waarheid om zeep te helpen, maar om de waarheidspretenties van ieder machtsspreken te ondermijnen. Hier is een schrijver aan het werk die de literatuur de werkelijkheid laat ontbinden en volgens zijn eigen literaire logica opnieuw laat samenstellen.

 

Jurgen Maas, Amsterdam, 2023
ISBN 978 90 832967 8 4
286p.

Geplaatst op 17/02/2024

Tags: Afrika, Aimé Césaire, Geweld, Intertekstualiteit, Leo Frobenius, Léopold Senghor, Mohamed Mbougar Sarr, negritude, plagiaat, Yambo Ouologuem

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

  1. Arthur Hendrikx

    Zeer mooie bespreking!

    Beantwoorden

  2. Joris Note

    Het verhaal is me te glad, te simplistisch: de grote boze overheersende negritude (romantiserend, idealiserend, vals-authentiek…) die onderuitgehaald, ‘ontmaskerd’ wordt door één dappere lucide strijder. En dankzij een recente succesroman mogen wij dat ontdekken!

    De negritude is nooit een homogene beweging geweest waarin en waarrond een consensus bestond. Om bij de twee genoemde figuren te blijven: er bestonden (groeiden) enorme verschillen tussen de opvattingen van Senghor en Césaire. Van een ‘ideologie’ die ‘uitgewerkt’ werd kun je uitsluitend spreken bij Senghor, en wel in een late fase: tijdens zijn presidentschap (1960-1980) was negritude een staatsideologie die moest dienen om wezenlijke contradicties en wantoestanden te verhullen, al had ze bij mijn weten nooit de alleenheerschappij in de culturele sector. Césaire heeft met die ideologie nooit iets te maken gehad (en in de tijd dat Ouologuems roman verscheen spraken de twee mannen zelfs niet met elkaar, om politieke redenen). Zelfs binnen Senghors Senegal ontstonden belangrijke kunstwerken die weinig met negritude te maken hadden; ik denk in de eerste plaats aan de grote cineast en schrijver Ousmane Sembène, die erg vijandig stond tegenover Senghor en zijn pijlen graag richtte op neokolonialisme en corruptie – schijnbare dekolonisering. Nog een complicatie: er is veel kritiek op Senghor mogelijk en noodzakelijk, maar hij was tegelijk onmiskenbaar een ‘poet extraordinaire’, zoals Wole Soyinka (geen negritudefan) het uitdrukte.

    En dan dit. Ongetwijfeld wilde Ouologuem geen ‘authentieke zwarte stem’ laten horen, en putte hij uit ‘het hele culturele en literaire erfgoed dat hem ter beschkking stond’, niet alleen het Afrikaanse. Maar geldt dat eigenlijk niet ook voor de dichters Césaire en Senghor (én voor de ten onrechte vaak vergeten derde dichter van de negritude, de Guyanees Léon-Gontran Damas)? Ze maakten gebruik van Afrikaanse elementen, zeker, maar ook van veel van wat ze in hun degelijke Franse opleiding en daarbuiten hadden leren kennen; ze zijn ondenkbaar zonder Baudelaire en Rimbaud, Claudel en Saint-John Perse, Lautréamont en de surrealisten, en zonder zwarte dichters uit de VS. En hun ‘authenticiteit’ is geen artificiële constructie, maar een evocatie van reële persoonlijke ervaringen.

    Overigens, als er al zoiets zou bestaan als een centrale kwestie van de negritude in het algemeen, dan is dat volgens mij niet zozeer de authenticiteit maar (het gevecht om) identiteit. Onverminderd actueel.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.