Proza, Recensies

De zucht naar vrijheid

Dedalo. Uit zee opgestaan

Richard Hemker

De wereld die Richard Hemker (1967) in zijn nieuwste roman oproept, is hardvochtig en ruw. Zijn personages worden geconfronteerd met even grootscheepse als zinloze oorlogen, een uitbraak van de builenpest en door complottheorieën aangewakkerd antisemitisch geweld. Dit alles speelt zich weliswaar af in het Italië en Turkije van de zestiende eeuw, maar de parallellen met het heden zijn prangend en evident. Zelfs zodanig dat je de indruk zou kunnen krijgen dat Hemker zijn verhaal in het verleden situeerde om zich wat artistieke vrijheid te verschaffen; dit uit de verre geschiedenis gelichte decor maakt het immers mogelijk om te schrijven over de spanningen die ons heden bepalen zonder te reppen van Rusland, Oekraïne of corona, zonder namen als Ye of Soros te hoeven noemen. ‘Het verleden is de fictie van het heden’, schreef de interdisciplinaire Franse denker Michel de Certeau (1925-1986) in L’écriture de l’histoire (1975), en schrijvers van historische romans kunnen dit inzicht uitbuiten: ze maken het bekende weer vreemd door het te verplaatsen naar een voorbije wereld, die juist daardoor voor even ongewoon dichtbij kan voelen.

Het verhaal van Dedalo. Uit zee opgestaan speelt zich af tegen de achtergrond van de militaire expedities van sultan Süleyman I (1494-1566), vanaf 1520 heerser van het Ottomaanse rijk en schrik van de Habsburgers; hij veroverde delen van Oost-Europa (onder meer Hongarije, Kroatië en Servië) en probeerde op een zeker moment zelfs Wenen te belegeren. Hemker grondde zijn roman in de werkelijkheid, maar voegde er ook een mythisch element aan toe in de vorm van de titelheld, een jongen die op de tweede Paasdag van 1557 wordt geboren in een Italiaanse vissersgemeenschap op het aan de Kroatische kust gelegen eiland Arbe (ook wel Rab). Hij is verwekt door verkrachting en zijn komst brengt onrust en zelfs gekte met zich mee: zijn moeder Illaria verliest kort na het baren haar verstand, waardoor Dedalo tot zijn zevende levensjaar elders moet worden opgevoed. Daarna keert hij terug naar het dorp en leert hij van zijn vader Toldo zwemmen, duiken, oesters plukken en vissen. De verhouding tussen vader en zoon blijft aldoor conflictueus, wat de voornaamste reden lijkt waarom Dedalo zich in zijn tienerjaren losmaakt uit de gemeenschap.

Dat is praktisch alles wat je te weten komt over de centrale figuur, die overigens pas op een zesde van het boek verschijnt en daarna slechts sporadisch in beeld komt. Voor de rest laat Hemker de lezer kennismaken met een stoet aan bijpersonages, onder wie historische figuren als Mehmet Sokullu, grootvizier van het Ottomaanse Janitsarenkorps, en de sultan zelf, maar ook (vermoedelijk) verzonnen mensen als rabbi Bengi Fano, de Portugese edelman Juan Micas, de aristocratische reizigers Jacob Salzberg senior en junior, en Olmo en Sandro Piscioneri, de oudere broers van Dedalo. Continu springt de schrijver vooruit of terug in de tijd en schakelt hij tussen locaties en perspectieven om uit ieder afzonderlijk bestaan een bepalende episode te kunnen lichten; we krijgen te zien hoe deze individuen zich handhaafden op existentiële kruispunten, hoe hun grote liefde opbloeide of uitdoofde, en in sommige gevallen zelfs hoe zij de dood tegemoet traden. In ieder compact hoofdstuk lijken meerdere volledige mensenlevens voorbij te flitsen, waardoor deze niet buitensporig lange roman soms toch duizelingwekkend aanvoelt.

 

Exuberant en hoogdravend

Hemker toont zich in Dedalo een ronduit exuberante verteller. Hij snoert een groot aantal verhaallijnen aaneen en voert daarin zoveel verschillende figuren op dat hij zelf maar vast een lijst van alle personages opstelde en die als hulpmiddel achterin het boek en online zette. Ook overstelpt hij de lezer met historische achtergrondinformatie. Soms schiet hij daarin te ver door en krijgt de lezer opeens technische passages over de middeleeuwse visserij of het Ottomaanse rechtssysteem voor de kiezen. Oversharing is een gebruikelijk euvel van op onderzoek gebaseerde literaire genres en hoeft op zichzelf niet altijd bezwaarlijk te zijn – breedvoerigheid komt soms voort uit vertelplezier en kan daarom juist aanstekelijk werken – maar in deze roman is de overdaad op bepaalde vlakken toch hinderlijk. Zo wordt ieder nieuw hoofdstuk voorafgegaan door een korte samenvatting van wat er gebeuren gaat, alsof Hemker er niet helemaal op durft te vertrouwen dat zijn lezer hem kan volgen. Dat is spijtig, niet alleen omdat dit de vaart uit het verhaal haalt, maar ook omdat alle stukken van deze ingenieuze vertelling gaandeweg al op hun plek vallen en hun onderlinge verband openbaren, wat tussentijdse duiding geheel overbodig maakt.

De eenheid van deze eclectisch opgezette roman is goeddeels te danken aan Hemkers hoogdravende stijl, die de vele verschuivingen in ritme en toon uitstekend weet op te vangen. Zijn register is klassiek, eigenlijk ronduit archaïsch (een zinsnede als ‘Welk een typerende streek’ is binnen deze roman allesbehalve uitzonderlijk), maar als het nodig is, stapt hij met gemak over op een vlotte maar niettemin fraaie verteltrant:

Roerloos haastte de rivier zich naar zee. Op de boot lagen stapels spookachtige berkenstammen. De schuit kwam los. Hoe stil was alles. De kruinen van ondergelopen iepen schoten voorbij. Als een zwart ei uit de onderwereld hobbelde het rijtuig van de pauselijk gezant door het zompige karrenspoor terug naar Ferrara.

Wanneer de innerlijke ervaring van de personages aan bod komt, verschijnen er weer grandioze tastende volzinnen die doen denken aan Hemkers vorige roman Hoogmoed (2016), een contemplatief maar intens emotioneel boek waarin een man terugblikt op de jeugdvriendschappen die hem gevormd hebben. Net als die hoofdpersoon blijkt Dedalo een geboren herinneraar te zijn:

Gedurende zijn eerste winter op Arbe deed hij een waardevolle ontdekking: een beeld, schijnbaar achteloos opgeslagen in zijn geheugen, kon worden opgewreven tot het een natuurlijke lading kreeg en in twee fasen werd vrijgegeven als uit een toverglas: eerst de flits waarmee het beeld zich in ondraaglijk wit licht presenteerde, dan de zolang mogelijk uitgestelde klap waarmee de herinnering neersloeg in zijn emotionele geheugen, en het was vooral de tijd die hij op een goede dag wel kon rekken tot vijf seconden tussen het beeld en de knal waarmee het beeld weersloeg in zijn geest, vijf seconden van een extase waarin het was of het niet ging om zijn herinnering maar om een absolute, ongebonden herinnering en het was alsof het beeld met de eindeloze associaties eraan verbonden buiten hem bestond en opsteeg om over honderden jaren neer te dalen in een steen, of een mens, of een berg, en dan voelde Dedalo dat hij onsterfelijk was, na welk eindeloos korte, uit de tijd gelichte sensatie de herinnering zich alsnog luidruchtig bekende als zijn herinnering en hij zich met een ruk van zijn schouders schrap zette voor het verloop van zijn eigen geschiedenis en het onverzorgde decor tegen de achtergrond waarvan die geschiedenis zich afspeelde. 

 

Vrouwelijke sterren

Als het persoonlijke en het publieke verleden in deze tekst om voorrang zouden strijden, zoals dit citaat suggereert, dan heeft de grote geschiedenis van begin tot eind duidelijk de overhand. In tegenstelling tot veel andere hedendaagse historische romans biedt Dedalo geen nieuw of voorheen verdrukt perspectief op gebeurtenissen uit voorbije tijden; eerder vertelt het boek relatief getrouw na wat we vanuit de traditionele historiografie al weten. Wel legt Hemker in zijn versie nieuwe accenten, waardoor een ander deel van zijn ensemble op de voorgrond treedt: hoewel de bovenstaande opsomming van prominente bijfiguren misschien anders doet vermoeden, zijn de echte sterren van deze roman namelijk vrouwen. De integere en charmante jonge Illaria, de fijngevoelige pleegdochter van de rabbi, Galla, maar ook Roxelana, de laatste vrouw van de sultan – zij zijn de personages die met de meeste zorg en overtuigingskracht worden neergezet. Door de vrouwelijke figuren consequent op te voeren als autonome, onafhankelijk subjecten, en hen ook nog eens uitermate levendig en eigenzinnig te laten zijn, biedt Hemker op een subtiele wijze weerstand tegen een door mannen gedomineerd geschiedenisbeeld, waarin de bijzondere levens en daden van vrouwen structureel werden uitgewist.

Het directst doet hij dit in het openingshoofdstuk, dat de vernietiging van de Koerdische stad Bitlis beschrijft. Hemker begint echter niet met de aantocht van de Ottomanen of de zorgen van vorst Rusak, maar met de avonturen van diens dochter. Wanneer de felle prinses Sidar ‘de huwbare leeftijd’ bereikt, besluit ze de onderdrukkende omgeving van het ouderlijk paleis te ontvluchten. Om ‘zichzelf te toetsen’, trekt zij alleen met haar pijl en boog de natuur in. Anders dan zij haar vader vertelde, is zij niet van plan om terug te keren: ze doodt een van de gezanten die de koning ter controle op haar afstuurt, de ander zendt ze terug met de boodschap dat men aan het hof niet meer op haar thuiskomst hoeft te rekenen. Haar uitzinnigheid is groot wanneer zij voor het eerst zelf kan bepalen hoe haar leven eruitziet: ‘De lente aarzelde, de nachten waren koud, maar hoe dolgelukkig was Sidar. Zo volledig in haar element als zij een eekhoorn vilt, het lemmet afspoelt in een ijzig stroompje, met droge twijgen een aarzelend vuurtje voedt, verzaligd gehurkt, in de wildernis voor niets bang.’ In de rest van het boek zien we Sidar terug als een ongenaakbare nomade, die belagers en aanranders probleemloos omlegt, en als beschermelinge van vluchtelingen; zij is degene die Dedalo uiteindelijk bevrijdt uit zijn thuisomgeving en hem meeneemt naar een voor hem nieuwe wereld.

 

Versnippering

Met zijn oog voor eerder onbelichte verhalen uit het verleden, zijn psychologische inzicht en zijn virtuoze schrijfstijl, lijkt Hemker zich te presenteren als de opvolger van Thomas Rosenboom, die de afgelopen twee decennia de hoogst gewaardeerde en populairste Nederlandstalige schrijver van literaire historische fictie was. In de kern is hun werk echter zeer verschillend: waar Rosenbooms personages voornamelijk worden gedreven door rancune en wraaklust, trekken die van Hemker juist de wereld in uit een zucht naar avontuur, liefde en de ‘bevrijding die is gelegen in de sprong’. Deze roman is vrij van gemakkelijk cynisme, maar levert niet in op spanning of diepgang; wat mij betreft vangt met dit werk een beloftevol nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de laaglandse historische roman aan.

Het blijft evenwel lastig om een definitief oordeel te vellen over Dedalo. Uit zee opgestaan, aangezien dit het eerste deel is van een tweeluik; de pendant, met de ondertitel In zee opgegaan, zou in 2024 moeten verschijnen. Omdat we hier niet te maken hebben met een losse, opzichzelfstaande roman die deel uitmaakt van een samenhangende reeks, zoals bij de Cromwell-serie van Hilary Mantel of de seizoenscyclus van Ali Smith, maar met de eerste helft van één grote roman, kan de kwaliteit van Dedalo pas gepeild worden wanneer het boek werkelijk voltooid is en het in die definitieve vorm gelezen kan worden. Toen Nederhalfrond (2018) van J.Z. Herrenberg verscheen, zag ik om deze reden af van het schrijven van een bespreking, al vond en vind ik het een van de meest ambitieuze en oorspronkelijke boeken van de laatste jaren; ik wilde niet voorbarig de loftrompet doen schallen op een moment dat ik het hele werk nog niet kon overzien. Maar nu steeds meer uitgevers megaromans liever opknippen en proberen te vermarkten middels wankele meerjarenplannen (zie ook de cyclus-in-wording van Peter Buwalda) dan geduldig te wachten op een compleet manuscript en het verlangde boek in één keer te publiceren, wat voor de lezers een stuk prettiger zou zijn, moet ook de kritiek wel meegaan met deze tendens naar versnippering.

Het is te hopen dat Hemker niet hetzelfde lot als Buwalda en Herrenberg beschoren is; ook hun vervolgdelen zouden twee jaar na het eerste boek verschijnen, maar respectievelijk drie en vier jaar later zijn De jaknikker en Opperhalfrond nog altijd niet gepubliceerd. De intussen verstreken tijd doet niet alleen afbreuk aan het momentum van deze titels, maar bemoeilijkt ook een serieuze kritische receptie: wie gaat een omvangrijke, veeleisende roman jaren later nóg eens lezen om het wederom omvangrijke en veeleisende tweede deel goed te kunnen volgen en het geheel op waarde te kunnen schatten?

Deze kwesties plaatsen alleen maar extra gewicht op de schouders van de schrijver. Met Dedalo heeft Hemker alle stukken sierlijk op het bord gezet, maar nu moet nog maar blijken of hij vanuit deze veelbelovende beginpositie tot een overtuigend eindspel kan komen. De toeschouwers op de eerste rij wachten gespannen zijn volgende zet af, maar er klinkt al gemurmel op de tribunes en de schaakklok tikt ongenadig door.

Van Oorschot, Amsterdam, 2022
ISBN 978 9028 221079
333p.

Geplaatst op 01/12/2022

Tags: Dedalo, historische roman, Italië, J.Z. Herrenberg, Michel de Certeau, Ottomaanse rijk, Peter Buwalda, Richard Hemker, Süleyman I

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.