Hoera, De Reactor bestaat 15 jaar! In december 2009 namen redacteuren van de literaire tijdschriften nY, DW B en medewerkers van het ter ziele gegane Raster en het eveneens opgeheven Parmentier het initiatief om een nieuw platform op te richten. Een platform met kwalitatieve literaire kritiek, beschikbaar voor een breed publiek van geïnteresseerde lezers. Na 15 jaar zijn we nog altijd actief. We bieden als platform niet alleen ruimte aan gerenommeerde critici uit Vlaanderen en Nederland, maar ook aan jonge, beginnende recensenten die zich verder willen ontwikkelen.
Om ons jubileum te vieren, vroegen we onze huidige en voormalige bestuurs- en redactieleden wat hun favoriete recensie/essay/podcast van de afgelopen 15 jaar was. Hieronder vindt u een overzicht van alle stukken die wat ons betreft uitblinken in originaliteit, scherpte en/of creativiteit, en die wij graag in de spotlights willen plaatsen.
We zijn heel dankbaar voor de steun die we krijgen om ons platform draaiende te houden. Maar uiteraard willen we ook alle lezers, volgers en critici van De Reactor heel erg bedanken. We hopen de komende jaren nog veel kwalitatieve literatuurkritiek voor en met u te kunnen maken voor op ons platform!
Lenny Vos
De themareeks ‘Drempelstukken. Mentale en lichamelijke diversiteit in de literatuur’ heeft mij in 2023 vele malen aangenaam verrast. De Reactor toont hierin het maatschappelijke belang van literatuur. Samen met auteurs onderzochten de recensenten de sociale, fysieke en politieke drempels die schrijvers, critici en personages met een beperking ervaren in de literatuur. De themareeks laat in al zijn veelzijdigheid – essays, recensies, interviews en podcasts – de kracht van literatuur zien en toont aan hoe verhalen ingezet kunnen worden om meer begrip op te brengen voor de vaak moeilijke situaties van anderen. In het bijzonder wil ik de podcastaflevering noemen met Lieve Joris, waarin zij met host Johan Sonnenschein spreekt over haar roman Hildeke.
Steffie Van Neste
Goede literatuurkritiek begint bij een criticus die het te bespreken werk grondig weet te kaderen, zowel binnen het oeuvre van een auteur als binnen bredere literaire stromingen en de tijdsgeest. Zoals Koen Peeters het mooi formuleerde tijdens De Dag van de Literatuurkritiek 2018: ‘De criticus heeft goed gewerkt als hij zijn huiswerk heeft gedaan’. Goede literatuurkritiek zoomt vervolgens kritisch in op de kern van het werk, het ritme, de stijl en de ideeën, legt de ziel ervan bloot zonder de magie te verstoren. Goede literatuurkritiek laat de lezer ten slotte een beetje verbijsterd achter, met een nieuwe kijk op het werk, verrijkt door nuances of gebreken die voorheen onopgemerkt bleven. Liesbeth D’Hoker slaagt daar telkens opnieuw met verve in, zoals recentelijk in haar gelaagde besprekingen over Leer me alles wat je weet van Hannah Bervoets en Huiswerk van Marja Pruis, en hetzelfde geldt voor Erwin Jans, die me bijvoorbeeld aangenaam verraste met zijn knappe recensie over De diepst verborgen herinnering van de mens van Mohamed Mbougar Sarr, een van mijn lievelingsromans. Mijn favoriete stuk van de afgelopen vijftien jaar? De themareeks over Poëtica Y, waarin verschillende critici zich bogen over de literaire nalatenschap van de jaren 2010. Bijzonder integrerend vond ik ‘Had ik maar een hondje. Engagement van de millennialgeneratie’ van Aukje van Rooden, een prikkelend essay over de opkomst van het fenomeen l’engagement pour l’engagement in millenialromans.
Gijsbert Pols
Literatuurtheorie is doorgaans dermate abstract dat ze haar object uit het oog verliest. Of, om het iets scherper te stellen, literatuurtheorie is maar al te vaak een vorm van intellectueel fetisjisme: het verlangen is niet gericht op een beter begrip van literatuur, maar op de vervulling van politieke agenda’s. ‘Literatuurvergetelheid’ van Johan Sonnenschein biedt een kuur voor dat fetisjisme. Allereerst door een kritische dialoog aan te gaan met een boek waarin agenda’s worden blootgelegd, vervolgens door vanuit die dialoog een theoretische visie te ontwikkelen waarin een radicale openheid voor wat literatuur vermag centraal komt te staan. Door die kuur moeten we steeds weer. Ik althans ben door de jaren heen steeds weer naar deze kritiek teruggekomen.
Koen Van Baelen
In zijn bespreking van Georg Büchners Lenz schrijft Joris Note iets wat elke criticus ter harte zou moeten gaan: ‘Het is een literaire tekst, je moet er een persoonlijke verbinding mee proberen aan te gaan’. Bij die betrokkenheid komt inlevingsvermogen te pas, maar ze staat bij Note vooral in het teken van een kritisch engagement: hij toont hoe een boek als Lenz je ertoe aanzet je eigen positie in en tegenover de samenleving te bepalen en je te verzetten tegen conformisme en normaliteitsdwang. Dat doet hij in deze bespreking weer met veel kennis van zaken en in zijn aparte, even dwarse als heldere stijl.
Thibault Coigniez.
‘Ik ben de wind’. Weinig zinnen vatten beter de essentie van wat literatuur voor mij betekent. Net als de wind waaien verhalen van elders ons, met verschillende snelheden en uit verscheidene richtingen, ons tegemoet. ‘Prachtig opgeschreven diepe weemoed’ van Joris van der Meer vormde voor mij de eerste windstoot richting het oeuvre van Fosse en betekende een blijvende ontmoeting met De Reactor. Ik weet niet of deze- overigens uitstekende- bespreking het meest beklijvende betreft wat ik op De Reactor ben tegengekomen. Dat is waarschijnlijk niet het geval. Maar deze tekst is wel blijven hangen. Het vormde een springplank naar andere beschouwingen over verhalen uit voorheen onbekende werelden. Het heeft vele deuren van mijn muffe hersenkamer geopend. En sindsdien is het nooit meer gestopt met waaien.
Pieter Olde Rikkert
Wat mij betreft gaat literatuurkritiek, of kunstkritiek in het algemeen, niet alleen over het werk dat wordt besproken, maar misschien nog wel meer over de praktijk van kritiek zelf. Ik waardeer het als een criticus het werk analyseert en beoordeelt en tegelijkertijd al dan niet expliciet bevraagt hoe er over kunst geschreven kan of dient te worden. Gaston Franssen doet dat in zijn bespreking over Kranen open van Thomas Möhlmann. In zijn kritiek, die uit de begindagen van De Reactor stamt, toont Franssen hoe de zoektocht van de dichter naar authenticiteit in zekere zin een weerslag heeft op het (authentieke) taalgebruik van de criticus. Het is dan ook niet gek dat deze bespreking flink wat reacties heeft losgemaakt over authentiek (of clichévrij) taalgebruik in poëziebesprekingen. Juist de mogelijkheid om met elkaar in dialoog te gaan over literatuur en literatuurkritiek is een van de vele krachten van een online platform als De Reactor.
Marleen Bongers Dek
De recensie van Ben De Smet van Bintje, het romandebuut van Tuly Salumu, is als kritiek sterk, zo’n rijke en grondige bespreking wens je elke auteur. Het zijn zulke recensies en recensenten die het kritische hart van de Reactor vormen. Ze zijn diepgravend, tegelijkertijd geven ze niet té veel prijs, want er blijft meer dan genoeg te ontdekken. Dat geldt zeker ook voor deze krachtige en relevante debuutroman van Salumu, die ik heel graag heb gelezen en doet verlangen naar een opvolger.
Kila van der Starre
Ik koos voor ‘Het meisjeslichaam als strijdtoneel’, over Zegen de dochter van Warsan Shire (vertaald door Radna Fabias). Deze sterke recensie door het Nederlandse kritische talent Loranne Davelaar over een poëziebundel van de Somalisch-Brits-Amerikaanse Warsan Shire, vertaald door de Curaçaoënaars-Nederlandse dichter en vertaler Radna Fabias, is mij altijd bijgebleven als redacteur van De Reactor. Davelaar licht de kracht van deze poëzie op een geweldige manier uit en gaat in op de bredere context van Shires virale gedicht ‘Thuis’ met de bekende zin: ‘Niemand verlaat zijn thuis tenzij thuis de bek van een haai is’.
Geert Vandermeersche
Hans Demeyer toont ons zijn oog voor context en diepgang in zijn bespreking van twee non-fictieboeken over de aanpak van de klimaatproblematiek. Onder de tent van De Reactor is er plek voor vele soorten literatuurkritiek: van overpeinzingen over een poëziebundel tot deze polemische bijdrage aan het debat over een groot maatschappelijk thema. Het is dankzij het harde werk van critici en redactieleden dat deze variatie mogelijk is en blijft.
Bart Van der Straeten
De ideale recensie is deze die geschreven wordt door de voor dat specifieke boek meest geschikte auteur. ‘Het exces – De fabriek’ van Leslie Kaplan had geen betere bespreker kunnen krijgen dan dichter Arno Van Vlierberghe. Zijn recensie heeft een persoonlijke inzet. Ze plaatst het besproken werk in een internationale literaire en maatschappelijke context, laat zien op welke manieren de tekst gelezen en geïnterpreteerd kan worden en schuift, blakend van betrokkenheid, zelf een beredeneerde interpretatie naar voren. Bram Ieven doet elders op De Reactor overigens iets soortgelijks met met de Van Vlierberghes bundel ‘Ex Daemon’. Samen een indrukwekkend kritisch tweeluik.
Max Urai
‘Ik had me nog zo voorgenomen niet opnieuw over kapitalisme te schrijven,’ opent Jeanne Verwees weergaloze essay over Willem Smit, de writer in residence voor de Rabobank. Het had makkelijk een hit piece kunnen worden op cultuurbarbaren en Echte Poëzie. Maar in plaats daarvan graaft Verwee haar hele denken over poëzie af om te kijken waarom ze eigenlijk denkt dat poëzie noodzakelijkerwijs anti-kapitalistisch is – of op z’n minst iets dat niet met kapitalisme te verenigen is. Een van de beste literaire essays van de laatste tien jaar, en eentje die veel meer aandacht verdient.
Miriam Piters
De site van De Reactor bevat een onderdeel waar ik steeds iets nieuws ontdek. Dat is de pagina met lesbrieven. Bij achttien werken (romans en dichtbundels) worden weloverwogen suggesties gegeven om met leerlingen aan de slag te gaan. De uiteenlopende vragen en verrijkende opdrachten kunnen zo ingezet worden in de bovenbouw van het middelbaar onderwijs. Bovenal inspireren deze lesbrieven om op creatieve wijze zelf lessen te bedenken rondom proza en poëzie.
Afra Kiezebrink
Tijdens mijn onderzoeksmaster Nederlandse Literatuur en Cultuur houd ik me veel bezig met onderzoek naar de literatuur van gemarginaliseerde groepen in de geschiedenis. Ik focus met name op vrouwelijke schrijvers van kleur, omdat zij door zowel koloniale als patriarchale machtsverhoudingen lang geen platform kregen. Daarom was ik erg enthousiast toen ik het signalement ‘Kolonisatie en oorlog door de ogen van een zwarte vrouw’ van Sibo Kanobana las, over Congolina van politicologe Nadia Nsayi. Dit boek, een bijzondere combinatie van dichtbundel en biografie, vertelt het levensverhaal van de Belgisch-Congolese auteur Nele Marian (1906-2005). Kanobana schrijft op een scherpe manier over Congolina en Nsayi’s aanpak, en laat zien hoe belangrijk het is om aandacht te besteden aan auteurs als Marian, die voor het grote publiek onbekend zijn. Vooral met Kanobana’s laatste zin ben ik het roerend eens: ‘Congolina is … een belangwekkend boek, dat aan de hand van het persoonlijke verhaal van één Belgische zwarte vrouw een inkijk geeft in wat de kolonisatie én de Tweede Wereldoorlog met ons allen hebben gedaan.’